ARFID, wat is het wel en wat is het niet?

Sandra Mulkens zet haar tanden in ARFID!

door VGCt
3 minuten leestijd

Prof. dr. Sandra Mulkens werd op 12 mei 2019 geïnaugureerd tot bijzonder hoogleraar voedings- en eetstoornissen aan de universiteit Maastricht. In haar rede legde ze aan een grote groep toehoorders uit wat ARFID is, en ook wat het niét is. Want ‘gewoon moeilijk eten’, of veel dingen niet lusten is niet hetzelfde als ARFID. Ook angst voor gewichtstoename en een vertekend lichaamsbeeld past niet bij ARFID.

Auteur: Renate Neimeijer

ARFID en casuïstiek

Aan de hand van een aantal casussen legde Sandra Mulkens uit wat ARFID wél is. Namelijk een stoornis waarbij de betrokkene te weinig eet voor wat hij of zij nodig heeft. Dit leidt tot problemen voor de gezondheid en/of het psychosociaal functioneren.

De casuïstiek laat zien hoe breed de categorie is. Neem bijvoorbeeld de driejarige ex-prematuur Marie die al vanaf haar geboorte afhankelijk is van sonde. Of de zevenjarig Roy, die geen belangstelling voor eten heeft, het vaak vergeet en hierdoor ook ondergewicht heeft. En Sanne, die alleen beige en krokant eten neemt en door de vele friet en kipnuggets inmiddels overgewicht heeft ontwikkeld. Verder de achttienjarige Johan die samenhangend met zijn autisme geen nieuwe dingen wil proberen en erg gevoelig is voor verschillende smaken of structuren. Of neem Bo, die extreem gezond en biologisch wil eten, en E-nummers mijdt. En tot slot Ria, die na een bijna verslikervaring haar eten alleen gepureerd wil hebben. Totaal verschillende problematiek, allemaal ARFID.

Subtypes

Mulkens stond tevens stil bij de drie voorlopig geformuleerde subtypes van ARFID. Ze beschreef:

  1. het subtype dat weinig interesse in eten heeft en voor wie eten een lage beloningswaarde heeft,
  2. het subtype dat een beperkt eetpatroon heeft ontwikkeld na trauma in het mondgebied en
  3. het sensorisch gevoelige subtype.

Een recent vertaald semigestructureerd interview, de PARDI, kan worden gebruikt voor de diagnostiek. Niet alleen om ARFID te kunnen diagnosticeren, maar ook het subtype en ernst te kunnen bepalen.

Prevalentie en behandeling

Omdat de diagnose nog vrij nieuw is, is er nog weinig bekend over de prevalentie van ARFID. Een voorzichtige schatting stelt dat 3 % van de kinderen voldoet aan ARFID. Belangrijker is echter de vraag hoe ARFID behandeld kan worden. Ook hier geldt dat er nog maar weinig onderzoek is gedaan. Cognitieve gedragstherapie lijkt echter goed te werken bij de verschillende subtypes van ARFID. In de behandeling wordt gewerkt aan het veranderen van negatieve cognities die ten grondslag liggen aan het beperkte eetpatroon. Dit door middel van exposure.

Al met al was het een helder en overtuigende rede die aanmoedigt om met deze interessante en uitdagende doelgroep aan de slag te gaan!

Misschien ook interessant voor jou