Behandeling van trauma-gerelateerde stoornissen op latere leeftijd

Veilig en effectief

door VGCt
5 minuten leestijd

Voor oudere patiënten met posttraumatische stress-stoornis (PTSS) bieden zowel narratieve exposure therapie (NET) als present-centered therapy (PCT) de mogelijkheid tot een klinisch relevante symptoomreductie. Dit concludeert Jeannette Lely naar aanleiding van haar promotieonderzoek.

PTSS bij ouderen: vragen en uitdagingen

Gedurende het hele leven kunnen zich potentieel traumatische gebeurtenissen voordoen. Ontwrichtende ervaringen, zoals huiselijk geweld (inclusief seksueel misbruik), fysieke bedreiging, oorlog of natuurrampen, kunnen gevolgd worden door langdurig psychisch leed. Een grote meerderheid van de betrokkenen herstelt geheel of gedeeltelijk na verloop van tijd. Bij een minderheid blijven de symptomen bestaan als een posttraumatische stress-stoornis (PTSS). Vaak spelen comorbide depressie, angst, lichamelijke klachten en ook problemen met psychosociale aanpassing een rol. Wanneer de betrokkenen op leeftijd komen, kan een nieuwe crisis eerdere symptomen reactiveren of verergeren.

Wil men bestaande behandelmethoden toepassen bij ouderen, is daarvoor een wetenschappelijke basis nodig. Wetenschappelijk onderzoek bij ouderen is gerechtvaardigd in verband met een cohort-specifieke symptoompresentatie en de hoge frequentie van comorbide stoornissen. Deze factoren voeden pessimistische verwachtingen ten aanzien van psychotherapie op latere leeftijd. De huidige groei van de oudere bevolking daagt psychotherapeuten echter uit om hun overtuigingen op dit vlak te toetsen.

Bestaande kennis en nieuwe wegen

In een meta-analyse evalueerde Jeannette Lely het bestaande effectonderzoek over NET. Deze kortdurende interventie is een vorm van cognitieve gedragstherapie met een autobiografische inbedding voor de imaginaire exposure, die bij uitstek geschikt is bij meervoudige of herhaalde traumatisering. Uit de meta-analyse blijkt dat NET een effectieve vorm is van traumagerichte psychotherapie. De behandelresultaten voor ouderen doen niet onder voor die van volwassenen.

In een gerandomiseerde gecontroleerde studie werden de effectiviteit van NET en PCT vergeleken in een steekproef van 28 ouderen (≥ 55 jaar). Als controleconditie werd gekozen voor PCT. Deze recent ontwikkelde psychologische interventie richt zich niet op de traumatische herinneringen, maar op het heden met oplossingsgerichte strategieën voor actuele stressoren en interpersoonlijke problemen.

Belangrijkste resultaten

Geen enkele deelnemer verliet voortijdig de behandeling ten gevolge van toename van klachten. Bovendien waren er weinig drop-outs. Een meerderheid van de deelnemers bereikte een klinisch relevante vermindering in PTSS-symptomen (NET: 71.5%; PCT: 50%). De groepen verschilden echter in hun herstelprofiel: tijdens de behandeling liet de PCT-groep een snelle symptoomdaling zien, resulterend in een middelgroot verschil bij de nameting (Cohen’s = .44). De symptoomdaling in de NET-groep was statistisch significant, maar meer geleidelijk. Vier maanden na de behandeling was er geen significant verschil meer tussen de groepen. Dit werd veroorzaakt door een terugval voor herbelevingen en vermijding in de PCT-groep.

Daarnaast werden in een kwalitatieve analyse (n = 4) van individuele cognitieve en emotionele veranderingen tijdens en na NET de resultaten verkend vanuit het perspectief van de patiënt. Wat bleek? Zelfs na traumatische ervaringen in een ver verleden konden deze ouderen lang bestaande, zelfgerichte overtuigingen veranderen. Dit resulteerde in een toename in zelfbewustzijn en zelfwaardering. Tot slot bleek in een naturalistische studie met 141 vluchtelingen dat leeftijd geen invloed had op de behandelrespons voor PTSS, depressie en angst.

Klinische relevantie

Zowel NET als PCT zijn veilig en effectief voor ouderen met PTSS. Pessimistische verwachtingen met betrekking tot de effectiviteit van psychotherapie voor oudere PTSS-patiënten lijken dan ook ongegrond. De beschikbaarheid van twee verschillende behandelmethoden geeft de mogelijkheid de voorkeuren van de patiënt te verkennen. Imaginaire exposure en het levensverhaal of juist aandacht voor de actualiteit: het therapeutische gesprek wint erdoor aan diepgang.

Jeannette Lely is psycholoog en psychotherapeut bij Stichting Centrum ’45 (partner in Arq Psychotrauma Expert Group) en onderzoeker bij Arq Nationaal Psychotrauma Centrum. Ze promoveerde aan de Universiteit van Utrecht. Het volledige proefschrift is hier te vinden.

Bronnen

  • Lely, J.C.G., Smid, G.E., Jongedijk, R.A., Knipscheer, J.W. & Kleber, R.J. (2019). The Effectiveness of Narrative Exposure Therapy: A Review, Meta-analysis and Metaregression Analysis. European Journal of Psychotraumatology, 10, 1, 1550344. doi:10.1080/20008198.2018.1550344.
  • Lely, J.C.G., Knipscheer, J.W., Moerbeek, M., Ter Heide, F.J.J., Van den Bout, J., & Kleber, R.W. (2019). Randomised controlled trial comparing Narrative Exposure Therapy with Present-Centered Therapy for older Patients with post-traumatic stress disorder. British Journal of Psychiatry 214(6), 369-377. doi: 10.1192/bjp.2019.59.
  • Lely, J.C.G., De la Rie, S.M., Knipscheer, J.W., & Kleber, R.J. (2019). Stronger than my ghosts: A qualitative study on cognitive recovery in later life. Journal of Loss and Trauma 24(4), 369-382. doi: 10.1080/15325024.2019.1603008.

Misschien ook interessant voor jou