Dwangstoornis

Patiënteninformatie voor volwassenen

door VGCt
7 minuten leestijd

Veel mensen hebben weleens een dwanggedachte. Je staat bijvoorbeeld op een perron en er komt een hardrijdende trein voorbij en denkt: ‘Ik spring ervoor’. Soms kun je zo schrikken van die gedachte dat je een stuk naar achteren loopt. Dit is dan in feite een dwanghandeling. Dwanggedachte en gedrag zijn dus eigenlijk heel normaal. Er is sprake van een dwangstoornis als die gedachtes en handelingen voortdurend terugkomen, veel tijd en beslag nemen en je er geen controle meer over hebt. Je wordt dan zo bang dat je veel situaties gaat vermijden, en bijvoorbeeld niet meer met de trein durft te reizen.

Bij een dwangstoornis heb je last van ongewenste terugkerende gedachten of beelden waar je angstig van wordt. Die gedachten of beelden dringen zich eigenlijk aan je op en je bent vaak machteloos. Dit zijn dwanggedachten of obsessies. Om die nare obsessies te stoppen voel je je soms gedwongen om bepaalde handelingen of rituelen uit te voeren. Die handelingen zijn bedoeld om de angst te laten verdwijnen. Ze worden ook wel dwanghandelingen of compulsies genoemd. Er zijn veel verschillende soorten dwanggedachtes en -handelingen. Controledwang (voortdurend controleren of het gas uit is) en smetvrees (vaak en lang handen wassen om ziek worden te voorkomen) komen veel voor. Maar je kan ook obsessies hebben over homo- of pedoseksualiteit, over agressie of de dingen steeds op dezelfde manier moeten doen of per se willen dat spullen op je tafel perfect recht liggen of staan.

Een dwangstoornis heet ook wel een obsessief-compulsieve stoornis (OCD).

Wat voel je?

  • Onrustig
  • Gespannen/angstig
  • Steeds hetzelfde moeten denken
  • Steeds hetzelfde moeten doen van jezelf

Hoe ontstaat een dwangstoornis?

Zoals bij de meeste psychische stoornissen is er geen specifieke oorzaak voor een dwangstoornis aan te wijzen. Als er in de familie dwangstoornissen voorkomen, is de kans groter dat jij dat ook ontwikkelt. Dwangstoornissen kunnen dus erfelijk zijn.

De dwanghandelingen zorgen op de korte termijn voor ontspanning en rust. Maar op de lange termijn is dit gedrag schadelijk. Het zorgt er namelijk voor dat de dwanghandelingen en gedachten blijven bestaan en zelfs kunnen toenemen. Een dwangstoornis kan na verloop van tijd een grote, negatieve invloed hebben op je leven; de dwanggedachten en dwanghandelingen kosten zoveel tijd en energie dat er voor andere activiteiten, soms ook werk, geen tijd meer is. In de meeste gevallen gaat een dwangstoornis niet vanzelf over.

Eén op de 43 mensen krijgt deze stoornis ooit. Van hen hebben ongeveer 9 op de 10 mensen last van zowel dwanghandelingen als dwanggedachten.

Wanneer heb je hulp nodig?

Moet je heel vaak aan hetzelfde denken? Of moet je heel vaak iets doen van jezelf wat eigenlijk niet nodig is? Denk je bijvoorbeeld steeds: ‘Heb ik het gas wel uitgedraaid? Straks komt er brand door mijn schuld.’ En ga je dat steeds controleren? Of vraag je steeds om geruststelling aan je omgeving. Dan heb je mogelijk een dwangstoornis. Je hebt hulp nodig als zulke angsten, gedachten en zulk gedrag je normale, dagelijkse bezigheden belemmeren. Zoals werken of sporten.

Twijfel je of je hulp nodig hebt? Bespreek dit met je huisarts.

Cognitieve gedragstherapie werkt goed

Cognitieve gedragstherapie (CGT) is een effectieve behandeling bij een dwangstoornis: 50 tot 70 procent van de mensen heeft er baat bij. Daarom is CGT de eerste keus in de officiële richtlijnen voor de behandeling van angstklachten.

Wil je zeker zijn van een goede CGT-behandeling? Ga dan naar een behandelaar die ingeschreven is bij de VGCt. Dan krijg je een therapeut die goed opgeleid en nageschoold is.

Hoe gaat CGT bij dwang?

In de behandeling leer je te stoppen met de dwanghandelingen en beter om gaan met de dwanggedachten en angsten. De namen voor deze vormen van behandeling zijn exposure met responspreventie en cognitieve therapie.

Omdat een dwangstoornis zichzelf in stand houdt en er vaak steeds meer dwanghandelingen nodig zijn om weer rustig te worden, is het stoppen met de dwanghandelingen het belangrijkste in de behandeling. Meestal gaat dit, met hulp van de therapeut, stap voor stap, zodat het niet te moeilijk wordt. De akelige gedachten (of beelden) en angsten verdwijnen daarmee vaak vanzelf of je leert er met cognitieve therapie beter mee omgaan.

Eerst krijg je uitleg over de obsessief-compulsieve stoornis. Je leert bijvoorbeeld dat je na een dwanghandeling even minder angstig wordt van de dwanggedachte. Maar dat deze handeling op de lange termijn juist zorgt voor méér angst.

Daarnaast leer je met oefeningen dat je met je gedrag je angst vermijdt. Je gaat de angst uit de weg die de gedachten oproepen. Bijvoorbeeld door vaak je handen te wassen. Door verschillende oefeningen leer je je angst te laten afnemen zónder dwanghandelingen.

Je gaat bijvoorbeeld iets aanraken wat in jouw ogen vies is. Dit doe je zonder daarna je handen te wassen. Daardoor leer je dat je niet ziek wordt als je niet steeds je handen wast. Je zult dan merken dat de dwanggedachten minder vaak voorkomen en minder angst oproepen. Je leert (daardoor) ook anders te denken over je dwanggedachten. Bijvoorbeeld dat de kans klein is dat je besmet raakt door het aanraken van de kraan.

De behandeling duurt meestal 18 sessies. Hoeveel CGT je precies nodig hebt, hangt af van de ernst van je klachten. Naast cognitieve gedragstherapie krijgen sommige mensen ook medicijnen.

Meer weten?

Misschien ook interessant voor jou