Prevalentie
Meta-analyse van gegevens uit de beschikbare literatuur leidde tot een geschatte ADHD-prevalentie in verslaafde patiënten van 23.1% (95% betrouwbaarheidsinterval 19.4-27.2%).
Een internationaal prevalentieonderzoek toonde daarnaast aan dat er een grote variatie tussen landen was in prevalentie van ADHD in patiënten die behandeling zochten voor een verslaving. Hoewel in elk centrum dezelfde diagnostische procedure werd gebruikt, liep de (DSM-IV-)ADHD-prevalentie uiteen van 5.4% in een centrum in Hongarije tot 31.3% in een centrum in Noorwegen. Deze variatie werd gedeeltelijk verklaard door primair middel van gebruik (met een hogere ADHD-prevalentie onder mensen met een stoornis in het gebruik van drugs ten opzichte van mensen met een stoornis in het gebruik van alcohol) en door land, waarbij een hogere ADHD-prevalentie werd gevonden in Scandinavische landen ten opzichte van niet-Scandinavische landen.
Daarnaast hadden klinisch opgenomen patiënten een hogere ADHD-prevalentie dan ambulante patiënten. Een van de andere bevindingen die in deze studie naar voren kwam, was dat verslaafde patiënten met ADHD veel vaker nog extra comorbide stoornissen hadden zoals depressie, (hypo)manie, antisociale persoonlijkheidsstoornis en borderlinepersoonlijkheidsstoornis, dan verslaafde patiënten zonder ADHD.
Geïntegreerde behandeling
In het tweede deel van het proefschrift stond de geïntegreerde cognitieve gedragstherapie voor verslaving en ADHD centraal. Deze therapie werd in een gerandomiseerde studie vergeleken met standaard cognitieve gedragstherapie voor verslaving. Beide behandelingen bestonden dus uit cgt, en bevatten tien zittingen die gericht waren op behandeling van verslaving. Bij de geïntegreerde behandeling waren daaraan nog vijf extra zittingen toegevoegd die gericht waren op de behandeling van ADHD. Aan het einde van de behandeling waren de zelfgerapporteerde ADHD-symptomen significant lager in de groep die geïntegreerde behandeling had gehad dan in de groep die standaardverslavingsbehandeling kreeg (d = .3). Bij follow-up na twee maanden waren de ADHD-symptomen nog steeds lager in de groep die geïntegreerde behandeling kreeg dan in de controlegroep, maar het verschil was net niet statistisch significant (waarschijnlijk door verminderde power).
Aan de hand van de gegevens uit deze studie werd ook onderzocht of de diagnostiek van ADHD al vroeg in de behandeling van verslaving verricht kan worden, namelijk tijdens nog actief middelengebruik. Hiertoe werden de resultaten van de diagnostiek bij intake vergeleken met de resultaten van een tweede beoordeling na een periode van stabilisatie of abstinentie van middelen. Van de 127 patiënten met een diagnose ADHD in de intake fase, voldeden 121 (95.3%) opnieuw aan de criteria voor ADHD bij de herhaling van de diagnostiek. Hieruit blijkt dat het mogelijk is om diagnostiek van ADHD al vroeg in de behandeling te doen.
Klinische implicaties
De belangrijkste klinische implicaties die voortvloeien uit dit onderzoek zijn: het advies om alle patiënten met een verslaving te screenen op ADHD, verdere diagnostiek naar ADHD in een vroeg stadium van behandeling te verrichten, en daarbij rekening te houden met andere comorbide stoornissen als er sprake is van ADHD. Verder is er nu een geïntegreerde behandeling beschikbaar die aangeboden kan worden aan patiënten met verslaving en ADHD. Het protocol voor deze behandeling kan bij de Jellinek in Amsterdam opgevraagd worden, of bij de onderzoeker (e-mail: katelijne.van.oortmerssen@arkin.nl).
Bron
- van Emmerik-van Oortmerssen, K., van de Glind, G., van den Brink, W., Smit, F., Crunelle, C. L., Swets, M., & Schoevers, R. A. (2012). Prevalence of attention-deficit hyperactivity disorder in substance use disorder patients: a meta-analysis and meta-regression analysis. Drug and alcohol dependence, 122, 11-19. Doi: 10.1016/j.drugalcdep.2011.12.007
- van de Glind, G., Konstenius, M., Koeter, M. W., van Emmerik-van Oortmerssen, K., Carpentier, P. J., Kaye, S., … & Moggi, F. (2014). Variability in the prevalence of adult ADHD in treatment seeking substance use disorder patients: results from an international multi-center study exploring DSM-IV and DSM-5 criteria. Drug and alcohol dependence, 134, 158-166. Doi: 10.1016/j.drugalcdep.2013.09.026
- van Emmerik‐van Oortmerssen, K., van de Glind, G., Koeter, M. W., Allsop, S., Auriacombe, M., Barta, C., … & Casas, M. (2014). Psychiatric comorbidity in treatment‐seeking substance use disorder patients with and without attention deficit hyperactivity disorder: Results of the IASP study. Addiction, 109, 262-272.doi: 10.1111/add.12370
- van Emmerik–van Oortmerssen, K., Vedel, E., Koeter, M. W., de Bruijn, K., Dekker, J. J., van den Brink, W., & Schoevers, R. A. (2013). Investigating the efficacy of integrated cognitive behavioral therapy for adult treatment seeking substance use disorder patients with comorbid ADHD: study protocol of a randomized controlled trial. BMC psychiatry, 13, 132. Doi:10.1186/1471-244X-13-132 Open acces
- van Emmerik-van Oortmerssen, K., Vedel, E., Kramer, F. J., Koeter, M. W., Schoevers, R. A., & van den Brink, W. (2017). Diagnosing ADHD during active substance use: Feasible or flawed? Drug and alcohol dependence, 180, 371-375. Doi: 10.1016/j.drugalcdep.2017.07.039
- van Emmerik-van Oortmerssen, K., Vedel, E., Kramer, F. J., Blankers, M., Dekker, J. J. M., van den Brink, W, & Schoevers, R. A. . Integrated cognitive behavioral therapy for ADHD in adult substance use disorder patients: results of a randomized clinical trial. Submitted for publication