Is de therapeut inwisselbaar?

Therapeutwissel heeft weinig gevolgen voor behandeling

door Mieke Ketelaars
4 minuten leestijd

De therapeutische relatie is belangrijk voor de uiteindelijke uitkomst van een behandeling. Sterker nog, uit veel onderzoeken blijkt dat de therapeutische relatie belangrijker is dan therapeutische competentie of behandelintegriteit. Maar wat gebeurt er als een patiënt onverhoopt moet wisselen van therapeut? Bijvoorbeeld als gevolg van ziekte of zwangerschapsverlof van een therapeut of als gevolg van vertrek. Uit onderzoek van Zimmermann en collega’s blijkt het effect van een dergelijke wissel verrassend genoeg mee te vallen.

Zimmermann en collega’s onderzochten hiervoor de symptoomernst en kwaliteit van therapeutische relatie van 124 patiënten die een wissel mee hadden gemaakt en vergeleken deze met die van 1.536 patiënten die geen wissel hadden meegemaakt gedurende de behandeling. De meest voorkomende diagnoses waren depressie en angststoornissen, maar veel patiënten hadden meer dan één diagnose. De onderzochte behandeling bestond uit CGT door psychologen die een postdoctorale opleiding volgden tot klinisch psycholoog in CGT. Voorafgaande aan de behandelingen hadden de psychologen tenminste 1.000 klinische uren gedraaid.

Reparatie therapeutische relatie in vijf sessies

Zoals verwacht ervoeren zowel patiënten als therapeuten na overdracht een daling in de kwaliteit van de therapeutische relatie. Uit patiëntbeoordelingen bleek echter dat die daling in gemiddeld drie sessies verdwenen was, hoewel er sprake was van aanzienlijke verschillen tussen patiënten. Volgens therapeuten waren er gemiddeld vijf sessies nodig om weer op het oude niveau te komen.

Zimmerman en collega’s keken ook naar voorspellers voor de nieuwe therapeutische relatie. Het moment waarop de behandeling werd overgenomen bleek niet van belang voor de relatie met de nieuwe therapeut. Het hebben van een goede relatie met de oorspronkelijke therapeut echter wel, zowel volgens patiëntbeoordelingen als therapeutbeoordelingen. Vooral dat laatste is interessant, omdat het gaat om de mening van twee verschillende therapeuten. Dit suggereert dan ook dat patiënten een bepaalde vaardigheid hebben in het vormen van een therapeutische relatie.

Geen consequenties voor symptoomernst

Opvallend genoeg bleek de daling in de therapeutische relatie geen consequenties te hebben voor de ernst van de symptomen: symptoomernst nam niet toe als gevolg van een therapeutswitch. In de vijf sessies na de switch lieten 72 patiënten een vermindering van symptomen zien, terwijl de symptoomernst in 52 patiënten toenam. De impact van een switch verschilde dan ook sterk tussen patiënten.

Lange duur

Hoewel de studie interessante inzichten geeft in de gevolgen van therapeutwissel roepen de bevindingen ook vragen op. De gemiddelde duur van de CGT-behandelingen in de studie is met 54 sessies namelijk aanzienlijk te noemen. Bovendien bleek de behandelduur verschillend voor beide groepen: patiënten die een therapeutwissel meemaakten, kregen gemiddeld 54 sessies. De groep zonder wissel had gemiddeld ‘slechts’ 32 sessies nodig. Natuurlijk kan de wissel impact hebben gehad op de duur van een behandeling, zeker omdat de resultaten laten zien het herstellen van de therapeutische relatie enige tijd vraagt. Maar dat verklaart nog niet waarom de switchende groep 22 extra sessies nodig had.

Advies

Gezien de beperkingen in het onderzoek, kunnen de resultaten niet zonder meer gegeneraliseerd worden. Wel suggereren ze dat een wissel van therapeut op de lange termijn niet per se negatieve consequenties hoeft te hebben. Wanneer een wissel noodzakelijk is, lijkt het vooral wenselijk om deze goed toe te lichten en in perspectief te plaatsen. Een wissel kan immers ook positieve gevolgen hebben en nieuwe inzichten opleveren.

Bron

  • Zimmermann, D., Lutz, W., Reiser, M., Boyle, K., Schwartz, B., Schilling, V. N., … & Rubel, J. A. (2019). What happens when the therapist leaves? The impact of therapy transfer on the therapeutic alliance and symptoms. Clinical psychology & psychotherapy26(1), 135-145.

Misschien ook interessant voor jou