Ouderlijke betrokkenheid
Cardy en collega’s vonden voor hun literatuuronderzoek 24 relevante onderzoeken onder adolescenten. Daarbij merkten ze dat de kwaliteit van de onderzoeken over het algemeen matig was. Als eerste keken ze naar de vorm en het doel van ouderlijke betrokkenheid. Die bleek over de onderzoeken heen nogal te verschillen. In de helft van de onderzoeken vond ouderlijke betrokkenheid plaats door aparte sessies voor ouders. Een derde van de onderzoeken betrok ouders door hen (deels) bij de sessies van hun kind aan te laten sluiten.
Er was ook variatie in de inhoud van ouderbetrokkenheid. In driekwart van de onderzoeken kregen ouders psychoeducatie. Tweederde van de onderzoeken betrok ouders in de ondersteuning bij exposure-oefeningen en net iets minder dan tweederde van de onderzoeken begeleidden ouders bij contingency management. Opvallend was ook dat een derde van de onderzoeken in de behandeling specifiek keek naar de wijze waarop ouderlijk gedrag en overtuigingen bijdroegen aan de problematiek van de adolescent.
Gemengd beeld
Gelukkig bleek CGT-behandeling onder adolescenten effectief, met substantiële verminderingen van angstproblemen. Maar Cardy en collega’s konden de effectiviteit van de behandeling niet koppelen aan ouderlijke betrokkenheid: over het algemeen waren de resultaten over de verschillende studies heen vergelijkbaar of ouders nu bij de behandeling betrokken waren of niet. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat er op één studie na géén specifieke vergelijking werd gemaakt tussen behandeling mét en behandeling zonder ouderlijke betrokkenheid. Ook die ene studie vond echter geen betere behandeluitkomst voor jongeren wiens ouders bij de behandeling betrokken waren. Een klein addertje onder het gras was er wel: de uitval onder adolescenten wiens ouders actief werd betrokken was maar liefst twee keer zo hoog. Tegelijkertijd was het aantal adolescenten dat in een later stadium doorverwezen werd kleiner. Een gemengd beeld dus.
Tevreden
Cardy en collega’s keken ook naar het perspectief van ouders. Zij waren over het algemeen tevredener wanneer ze bij de behandeling betrokken waren en toonden zich teleurgesteld wanneer hun rol beperkt was. Wat de adolescenten zelf vonden van de betrokkenheid van hun ouders werd in geen van de onderzoeken meegenomen.
Voorbarig
Moeten we dus concluderen dat we ouders beter buiten de behandelkamer kunnen laten? Dat is te voorbarig. Zoals gezegd zijn de resultaten beperkt betrouwbaar. De kwaliteit van de onderzoeken was niet ideaal en er waren nauwelijks onderzoeken die de meerwaarde van ouderlijke betrokkenheid specifiek onderzochten. Omdat de vorm van ouderlijke betrokkenheid zo sterk varieerde in de verschillende onderzoeken is het bovendien moeilijk om algemene uitspraken te doen. De resultaten van de literatuurstudie geven echter wel stof tot nadenken. Wanneer loont het om ouders te betrekken bij de behandeling van een adolescent? En wegen de kosten van aparte ouderlijke sessies op tegen de baten?
Bron
- Cardy, J.L., Waite, P., Cocks, F. et al. A Systematic Review of Parental Involvement in Cognitive Behavioural Therapy for Adolescent Anxiety Disorders. Clin Child Fam Psychol Rev 23, 483–509 (2020). https://doi.org/10.1007/s10567-020-00324-2