One size fits most?

Steeds meer evidentie voor transdiagnostische behandeling

door VGCt
5 minuten leestijd

Dat de meeste patiënten niet netjes in één DSM categorie passen weet elke behandelaar. Toch zijn veel behandelingen (en organisaties) wel op deze veronderstelling ingericht. En dat levert in de praktijk problemen op. Door de hoge mate van comorbiditeit van psychische problemen is het vaststellen van de te behandelen primaire stoornis uitdagend en arbitrair.

Auteur: Nienke van Sambeek

Tegelijkertijd is het juist de hoge mate van differentiatie in psychopathologie en daarop gerichte gespecialiseerde behandelingen die heeft bijgedragen aan de evidence based status van psychotherapie in het algemeen en cgt in het bijzonder. Niet iets om zomaar overboord te gooien dus. De vraag is hoe we de effectiviteit van bestaande interventies kunnen behouden en tegelijkertijd meer recht kunnen doen aan de gemeenschappelijke kenmerken van psychopathologie. Een van de mogelijke antwoorden hierop is de transdiagnostische behandeling.

Hoe ziet behandeling eruit?

De Amerikaanse hoogleraar Barlow ontwikkelde het zogenaamde ‘Unified protocol’. Dit protocol is bedoeld voor toepassing bij emotionele stoornissen (alle angst- en unipolaire stemmingsstoornissen, m.u.v. specifieke fobieën). Het werken met één pakket therapeutische principes zou het voor behandelaars makkelijker en efficiënter moeten maken om ook alle bijkomende problemen van cliënten aan te pakken.

De belangrijkste aanname van de behandeling is dat mensen met emotionele stoornissen gebruik maken van maladaptieve strategieën voor emotieregulatie (met name vermijding of demping van emoties) en dat die strategieën de problematiek in standhouden. Het protocol is gebaseerd op cognitief-gedragstherapeutische principes.

Effectiviteit

De transdiagnostische behandeling lijkt bij angststoornissen niet onder te doen voor stoornis specifieke CGT. Het meest overtuigende bewijs hiervoor komt uit een grootschalig RCT (Barlow et al. 2017) waarin de effectiviteit van beide behandelingen werd vergeleken (een zogenaamd equivalance trial).  223 patiënten met diverse angststoornissen werden random toegewezen aan een behandeling met het unified protocol (UP), protocollaire CGT gericht op de primaire angststoornis (paniekstoornis, OCS, GAS of sociale angst), of een wachtlijstconditie. Geblindeerde metingen werden uitgevoerd voor, tijdens en na de behandeling en bij 6 maanden follow-up. De primaire uitkomstmaat was de mate van ernst van de primaire diagnose, gemeten met de ADIS. Beide behandelingen hadden en groot en vergelijkbaar effect. Bij follow-up voldeed 70,5% van de UP groep niet meer aan de primaire diagnose, tegenover 62,6% in de stoornis specifieke groep. De therapietrouw (deelname aan >75% van de sessies) bij de UP groep was hoger (87,5% tegenover 69,2% bij de stoornis specifieke behandeling). De auteurs denken dat dit mogelijk ligt aan de expliciete aandacht die in het protocol aan motivatie wordt besteed. Het onderzoek gaf aanwijzingen dat de trans diagnostische interventie voor een grotere remissie van alle comorbide diagnoses leidde, maar het onderzoek was niet specifiek ontworpen om dit te onderzoeken. Jammer genoeg werden geen transdiagnostische uitkomsten (emotieregulatie!) gemeten.

Implicaties

De uitkomsten suggereren dat behandelaars/cliënten naast stoornis specifieke behandelingen ook kunnen kiezen voor een transdiagnostische behandeling, die bijkomende voordelen lijkt te hebben zoals een betere therapietrouw. Met het oog op training is het bovendien efficiënter als behandelaren dezelfde behandeling op verschillende soorten problematiek kunnen toepassen.

Bron

Misschien ook interessant voor jou