Over therapiekamers met de deur wagenwijd open

De mogelijkheden van therapeutrotatie

door VGCt
7 minuten leestijd

Recent las ik in de Volkskrant (4 januari 2020) dat een collega gedurende een jarenlange (ruim 20 jaar!) therapie grensoverschrijdend gedrag had getoond ten opzichte van een cliënt. Beschamend om over dit gedrag te lezen, maar ook een goed moment om weer eens na te denken over het fenomeen psychotherapie. Ons vak speelt zich nu eenmaal af in de besloten setting van de spreekkamer, zo meldde de Volkskrant, en dat kan een probleem zijn en psychotherapie een kwetsbaar vakgebied maakt. Wat me opviel was dat dit als een gegeven werd beschouwd. Maar is dat zo? En kan het ook anders? In veel nieuwerwetse behandelgebouwen zien we het raampje in de therapiekamer weer terugkomen, wat meer transparantie suggereert, en mogelijk meer veiligheid biedt aan zowel de cliënt als de therapeut. Maar dat is onvoldoende om dit soort wanpraktijken te voorkomen, vrees ik.

Auteur: Agnes van Minnen

Therapeutrotatie

Een radicaal ander idee is dat van therapeutrotatie. Bij therapeutrotatie wordt de cliënt niet gezien door één vaste therapeut, maar wisselt de therapeut per sessie. Dus in sessie één krijgt de cliënt therapeut Jaap te zien, in de tweede sessie therapeute Sophie en in de derde sessie is Tom aan de beurt. Deze rotatie wordt doelbewust ingezet als therapeutisch middel, en is dus iets anders dan als je een therapeut vervangt bij bijvoorbeeld ziekte. Toen ik dit idee jaren geleden introduceerde waren mensen daar kritisch over. Logisch. Want wie houdt dan de rode draad van de behandeling in de gaten, wie is (eind)verantwoordelijk voor de cliënt, en niet onbelangrijk: hoe zit het dan met de therapeutische relatie?

En ja, het had wel wat voeten in aarde om zo’n innovatief model van therapie geven te implementeren. Maar het model heeft veel voordelen, en in onderzoek werd dit model in twee behandelvormen geëvalueerd. In het eerste voorbeeld kregen PTSS-patiënten 4-6 verschillende therapeuten in 12 sessies imaginaire exposure. In het tweede voorbeeld kregen PTSS-patiënten 14-16 verschillende therapeuten voor 16 behandelsessies (imaginaire exposure en EMDR).

Minder drift, meer lef

We inventariseerden de ervaringen van zowel therapeuten als patiënten. Omdat je als therapeutenteam het behandelplan gezamenlijk uitvoert, kun je minder makkelijk van dit plan afwijken, zo melden de therapeuten. Dat voorkomt dus de zogenaamde ‘therapist drift’, en houdt jou als therapeut op het rechte pad van het behandelplan. Ook vinden therapeuten het makkelijker om ‘moeilijke’ interventies in de sessie te doen, zoals exposure bij PTSS als ze de behandeling niet in hun uppie hoeven doen, maar de verantwoordelijkheid kunnen delen met hun team. Samen durf je kennelijk meer, en je kunt veel van elkaar leren, want wat jij niet voor elkaar krijgt bij een ‘lastige’ cliënt, lukt je collega misschien wel. Dat biedt nog een ander voordeel: onervaren collega’s kunnen makkelijk in zo’n team meedraaien en hun leerervaringen in een veilige context opdoen. En het ontbreken van een sterke persoonlijke band met de cliënt maakt dat je juist ook door kunt pakken in de behandeling, zo ervaren therapeuten. Immers, empathie is niet alleen maar positief, zoals het verhaal over de collega in het Volkskrant artikel laat zien, het maakt ook dat je je cliënt soms ontziet. Dat is menselijk, maar in therapie niet altijd wenselijk.

Goede alliantie

En wat vinden cliënten er van? In het begin een beetje spannend, maar als de behandeling eenmaal vordert is de meerderheid zeer positief. Iedere therapeut heeft weer een andere manier van uitleggen, van aanpak, en dat helpt, zo vinden ze. Ook cliënten hebben door dat er minder vermeden wordt tijdens de sessies, en benoemen dat als positief. En heel opvallend: de therapeutische relatie wordt als positief beleefd. Gemeten met de Work Alliance Scale, een veel gebruikt instrument om de kwaliteit van de therapeutische relatie vast te stellen, bleek dat patiënten die door meerdere therapeuten traumagericht werden behandeld voor hun PTSS, net zo hoog te scoren op de therapeutische relatie als patiënten uit een ander onderzoek die een individuele therapeut hadden gehad. Opmerkelijk, omdat vaak wordt aangenomen dat de therapeutische relatie alleen tot stand komt tussen één cliënt en één therapeut, en dat die band tijd nodig heeft om te groeien, zeker als je intieme details deelt met je therapeut zoals bij PTSS-behandelingen gebruikelijk is. Ook vonden we dat mensen met hechtingsproblemen ook een goede therapeutische relatie kregen met de roterende therapeuten. Misschien is dit model juist voor hen heel geschikt: ze doen dan geen corrigerende ervaring op met één ander persoon die te vertrouwen is, maar met meerdere personen. Vanuit een leertheoretisch perspectief bied je cliënten bovendien leerervaringen aan in een steeds veranderende context, wat de leerervaringen versterkt. Het past ook goed binnen het maatschappelijk perspectief. Inmiddels vinden we het immers heel normaal dat onze kinderen twee of drie juffen en/of meesters hebben op school, of vier ouders, of twee of meer huisartsen die een praktijk delen.

Morgen

Bovenstaand onderzoek naar therapeutrotatie werd verricht in de context van een intensief behandelprogramma, maar ook bij wekelijkse sessies in de ambulante praktijk was dit model werkzaam. En ook bij andere angststoornissen bleek het mogelijk en effectief. En het is makkelijk toepasbaar: je kunt er morgen al mee beginnen. Doe een ‘moeilijke’ cliënt samen met je collega, elk een sessie, om en om. Dit biedt een mooi perspectief en kans op innovatie in de GGz. En ook meer transparantie. Het therapeutrotatiemodel is weliswaar niet ontwikkeld om problemen zoals bovengenoemde grensoverschrijdende situaties te voorkomen, maar het biedt wel een therapiekamer met een deur die wagenwijd open staat.

Bronnen

  • Van Minnen, A., Hendriks, L., De Kleine, R., Hendriks, G. J., Verhagen, M., & De Jongh, A. (2018). Therapist rotation: a novel approach for implementation of trauma-focused treatment in post-traumatic stress disorder. European Journal of Psychotraumatology9, 1492836. Doi: 10.1080/20008198.2018.1492836
  • Waller, G. (2009). Evidence-based treatment and therapist drift. Behaviour Research and Therapy47, 119-127. Doi: 10.1016/j.brat.2008.10.018
  • Houben, S.T.L., Otgaar, H., Roelofs, J., Wessel, I., Patihis, L., & Merckelbach, H. (in press). EMDR practitioners’ beliefs about memory. Psychology of Consciousness: Theory, Research, and Practice.
  • Houben, S. T., Otgaar, H., Roelofs, J., Smeets, T., & Merckelbach, H. (2019). Increases of correct memories and spontaneous false memories due to eye movements when memories are retrieved after a time delay. Behaviour Research and Therapy125, 103546. Doi: 10.1016/j.brat.2019.103546

Misschien ook interessant voor jou