Overmatig piekeren

Patiënteninformatie voor volwassenen

door VGCt
6 minuten leestijd

Mensen met een piekerstoornis zijn doorgaans langer dan 6 maanden erg bezorgd, piekeren erg veel en hebben moeite dat piekeren onder controle te houden. Vaak gaat het over gewone dingen, zoals ziek zijn, deadlines missen of niet aardig gevonden worden. Maar het kan ook gaan over het milieu, het journaal en andere zaken. De zorgen over alledaagse dingen zijn eigenlijk niet nodig, maar mensen met een piekerstoornis kunnen ze niet tegenhouden. Omdat het angstig piekeren vaak over meerdere dingen gaat, zeggen we dat de angst ‘gegeneraliseerd’ is. Daarom wordt een piekerstoornis een gegeneraliseerde angststoornis genoemd.

Wat voel je?

  • Angstig en bang voor verschillende dingen
  • Piekeren over verschillende dingen
  • Veel bevestiging nodig hebben
  • Slecht slapen
  • Rusteloos en gespannen
  • Concentratieproblemen
  • Snel vermoeid

Hoe ontstaat een piekerstoornis?

Zoals bij de meeste psychische stoornissen is er geen specifieke oorzaak voor aan te wijzen. Als er in jouw familie veel gepiekerd wordt, is de kans groter dat jij dat ook gaat doen. Er is dus sprake van een familiaire aanleg.

De angsten zorgen ervoor dat je situaties uit de weg gaat. Dat noemen we vermijding. Je gaat bijvoorbeeld niet meer naar bepaalde activiteiten toe. Dat is een begrijpelijke reactie. Want het geeft op korte termijn ontspanning en rust. Maar op de lange termijn is dit vermijdingsgedrag schadelijk. Het zorgt er namelijk voor dat de angst blijft bestaan en zelfs kan toenemen. Je krijgt zo geen kans om te ontdekken dat niet gebeurt waarvoor je bang bent.

Bij het ontstaan en blijven bestaan van angst zijn ook gedachten belangrijk. Angst zorgt er namelijk voor dat je het gevaar groter inschat dan dit echt is. Je denkt bijvoorbeeld dat je leidinggevende je werk slecht beoordeelt. Of dat je kinderen misschien niet veilig zijn buiten. Terwijl de kans daarop maar heel klein is.

Samen met het vermijden van moeilijke situaties kunnen de gedachten ervoor zorgen dat je in een negatieve spiraal terechtkomt. Uiteindelijk kan die angst zo erg worden dat er een piekerstoornis ontstaat.

Angststoornissen komen vrij veel voor. Eén op de vijf mensen krijgt er ooit mee te maken. Een deel daarvan ontwikkelt een piekerstoornis.

Wanneer heb je hulp nodig?

Pieker je vaak over van alles? Meer dan nodig is? Dan heb je mogelijk een piekerstoornis. Je hebt hulp nodig als het piekeren je normale, dagelijkse bezigheden belemmert.

Twijfel je of je hup nodig hebt? Bespreek het met je huisarts.

Cognitieve gedragstherapie werkt goed

Cognitieve gedragstherapie (CGT) is een behandeling bij een piekerstoornis. Uit onderzoek blijkt dat CGT effectief is bij angststoornissen. Daarom is CGT de eerste keus in de officiële richtlijnen voor de behandeling van angstklachten.
Ongeveer drie op de vijf mensen met angst hebben baat bij CGT. Dit verschilt per angststoornis. Wanneer de behandeling niet voldoende aanslaat, wordt dit soms ondersteund met medicatie.

Wil je zeker zijn van een goede CGT-behandeling? Ga dan naar een behandelaar die ingeschreven is bij de VGCt. Dan krijg je een therapeut die goed opgeleid en nageschoold is.

Hoe gaat CGT bij (overmatig) piekeren?

Je gedrag en gedachten houden je angst in stand. Tijdens de therapie ga je actief werken aan het veranderen daarvan. Ook belangrijk bij CGT is dat je leert door dingen te ervaren. Dat alles gebeurt stap voor stap. De therapeut is de angst- en CGT-expert. De cliënt is de expert over zichzelf. CGT is een actieve samenwerking tussen beiden.

Samen met de therapeut ga je oefeningen doen met de situaties die je spannend vindt. Dit heet exposure. Stel dat je bang bent om je kind alleen te laten. Gebeurt er echt iets wanneer hij/zij niet bij je is? Hierdoor leer je dat zo’n situatie niet zo vreselijk is als je dacht. Hoe vaker je oefent, hoe meer de angst afneemt. Je krijgt tijdens de behandeling soms ook oefeningen voor ontspanning en ademhaling. Hierdoor krijgt je meer controle over de angstige gevoelens.

Daarnaast ga je aan de slag met de manier van denken die hoort bij angst. Zijn de gedachten reëel? En helpen ze je , of zorgen ze eigenlijk alleen maar voor meer piekeren? Met de therapeut onderzoek je welke gedachten niet kloppen en welke gedachten niet helpen. Daarna ga je deze gedachten zo nodig wijzigen.

Je gaat tijdens CGT dus samen actief aan de slag met je gedrag en gedachten. Daardoor doorbreek je de negatieve spiraal van gedachten, gevoelens en gedrag. Bedenk wel dat het moed vergt om de dingen weer te gaan doen die je het liefst vermijdt. Vaak neemt daarom de angst in het begin toe. Maar je zult merken dat die angst langzaam afneemt na een aantal sessies.

De therapie duurt meestal 10 tot 16 sessies. Hoeveel CGT er precies nodig is, hangt af van de ernst van de klachten. Ook ga je in het dagelijkse leven oefenen. De belangrijkste verandering vindt buiten de spreekkamer plaats. Naast CGT krijgen sommige mensen ook medicijnen.

Misschien ook interessant voor jou