Preventie van psychose

Terugblikken op 25 jaar aan ontwikkelingen

door Mieke Ketelaars
4 minuten leestijd

25 jaar geleden is in Australië het startschot gegeven voor onderzoek naar het voorkómen van eerste psychosen. Om de stand der kennis te evalueren is door Paolo Fusar-Poli en collega’s nu een meta-studie verricht. De conclusie? Er is zeker vooruitgang geboekt, maar we zijn er nog lang niet.

Detectie

In de eerste plaats is het van belang dat we de cliënten met een zogenaamd ultrahoog risico op psychose (UHR-p) in een vroeg stadium kunnen identificeren. Dat blijkt echter niet gemakkelijk, omdat het gaat om een zeer heterogene groep met een grote diversiteit aan risicofactoren.

Voor wat betreft kenmerken van de UHR-p groep blijkt dat verreweg de meeste mensen (85 procent) milde psychose-achtige klachten heeft. Tien procent voldoet aan de criteria voor een kortdurende psychose en vijf procent van de onderzochte deelnemers heeft een genetisch kwetsbare achtergrond. De gemiddelde leeftijd van de onderzochte UHR-p groep is ruim 20 jaar en mannen zijn met 58 procent oververtegenwoordigd. De grootste groep bleek al meer dan een jaar milde symptomen te hebben voordat ze in beeld kwamen.

Met name de kenmerken die indicatief zijn voor de UHR-p groep blijken divers. Zo blijken mensen in de UHR-p groep vaker fysiek inactief, werkeloos en alleenstaand te zijn. Bovendien is er vaak sprake van traumatische ervaringen. Ook tabak- en cannabisgebruik komen vaker voor in deze groep. Cannabis blijkt daarbij specifiek gepaard te gaan met ongewone gedachten en achterdocht. De UHR-p groep heeft bijkomend vaak last van depressieve en angstklachten (respectievelijk 41 en 15 procent). Ook suïcidegedachten, zelfbeschadigend gedrag en poging tot zelfdoding zijn frequent. Fusar-Poli en collega’s vonden tevens bewijs voor cognitieve beperkingen, biochemische en neurobiologische afwijkingen.

Prognose

Positief is het gegeven dat we over het algemeen redelijk kunnen screenen op het risico op psychose. Met een sensitiviteit van 96 procent en een specificiteit van 47 procent wordt er echter wel vaak vals alarm geslagen, wat vanuit screeningsperspectief niet direct een probleem hoeft te zijn. Prognosegegevens zijn vooralsnog echter alleen bruikbaar in de basis en specialistische ggz. Factoren die een transitie naar een psychose voorspellen zijn de ernst van subklinische positieve symptomen, het niveau van functioneren en de ernst van negatieve symptomen.

Uiteindelijk blijkt 22 procent van de UHR-p binnen een tijdsbestek van drie jaar een psychose te ontwikkelen. De kans daarop blijkt het grootst voor de groep met kortdurende psychoseproblematiek (38 procent), gevolgd door de subklinische symptoomgroep (24 procent) en de genetisch-kwetsbare groep (8 procent).

Interventie

De bovenstaande issues verklaren wellicht ook wel waarom de Fusar-Poli en collega’s nog weinig uitspraken kunnen doen over de effectiviteit van preventieve behandelingen gericht op UHR-p. Hoewel cgt momenteel de eerstekeusbehandeling is toont de meta-analyse aan dat er geen behandeling is die beter is dan de andere. Sterker nog, preventieve behandeling blijkt over het algemeen niet beter te werken dan actieve controlebehandeling. Dat betekent overigens niet dat de ene preventieve behandeling per definitie niet beter is dan de andere: de betrouwbaarheidsintervallen van de effecten zijn momenteel simpelweg te groot om iets zinnigs te zeggen over de onderlinge vergelijking. CGT is wel de meest onderzocht interventie en is daarmee de meest robuust onderbouwde aanpak.

Meer lezen? Op Gedachten Uitpluizen worden de resultaten uitgebreid besproken.

Bron

Fusar-Poli, P., de Pablo, G. S., Correll, C. U., Meyer-Lindenberg, A., Millan, M. J., Borgwardt, S., … & van Amelsvoort, T. (2020). Prevention of psychosis: advances in detection, prognosis, and intervention. JAMA psychiatry. https://doi.org/10.1001/jamapsychiatry.2019.4779

Misschien ook interessant voor jou