PTSS-behandelingen bij kinderen effectief maar afhankelijk van patiëntkenmerken

Onderschat de invloed van de ouders niet

door Maria Bekendam
4 minuten leestijd

Kinderen met PTSS-klachten kunnen effectief worden behandeld met verschillende vormen van CGT. Net als volwassenen hebben kinderen echter een verschillend startpunt wanneer ze met therapie beginnen. Het soort trauma, de mate van klachten en de directe omgeving kunnen allemaal invloed hebben op de effectiviteit van de behandeling. De psychische klachten die de ouders ervaren kunnen er zelfs voor zorgen dat EMDR en schrijftherapie minder effectief zijn voor kinderen met PTSS, zo blijkt uit een recente studie van De Roos en collega’s.

Dat CGT en EMDR aangewezen behandelingen zijn voor kinderen met PTSS is niet verrassend. Verschillende meta-analyses lieten al zien dat onder andere traumagerichte CGT, EMDR en cognitieve therapie voor PTSS effectiever zijn dan een wachtlijst of standaardbehandeling. Ook bleek uit meerdere studies dat traumagerichte CGT en EMDR onderling weinig van elkaar verschillen als het gaat om symptoomvermindering en remissie.

Verschillende patiënten, verschillende behandeluitkomsten

Waar het volgens De Roos en collega’s echter nog aan schort, is kennis over mogelijke factoren die van invloed kunnen zijn op de uiteindelijke effectiviteit van EMDR en schrijftherapie. Wat we weten is beperkt tot traumagerichte CGT. Uit deze onderzoeken blijkt dat de mate van psychopathologie van ouders een negatieve invloed heeft op de behandeluitkomst bij kinderen met PTSS. Ook blijkt uit deze studies dat oudere kinderen over het algemeen een betere behandeluitkomst hebben dan jongere kinderen. Over de invloed van andere factoren is nog onduidelijkheid.
De Roos en collega’s wilden hier een licht op werpen door EMDR te vergelijken met schrijftherapie en factoren te identificeren die behandeluitkomsten beïnvloeden. De focus lag hierbij op demografische factoren zoals leeftijd en geslacht, maar ook op de ernst van de PTSS-klachten, comorbide problemen van het kind en de ouders en het soort trauma waaraan het kind was blootgesteld.

Effectief, maar met kanttekening

Ze wezen hiervoor 101 kinderen met een DSM-5 PTSS-diagnose toe aan ofwel EMDR of schrijftherapie, ofwel een wachtlijst. Uit hun resultaten bleek dat het soort trauma van invloed was op de behandeluitkomst: kinderen die blootgesteld waren aan fysieke mishandeling lieten een grotere afname van PTSS-symptomen zien dan kinderen met andere trauma’s, ongeacht de behandelvorm. Kinderen die te maken hadden gehad met seksueel misbruik hadden daarentegen de laagste symptoomafname.

Een specifieke vergelijking tussen EMDR en schrijftherapie liet zien dat oudere kinderen meer baat hadden bij EMDR dan bij schrijftherapie tot drie maanden na afloop van de behandeling. Vervolgens werd nagegaan in welke psychische toestand de kinderen aan een van de beide therapieën begonnen. Hierbij werd ook meegenomen hoe de ouders ervoor stonden. Schrijftherapie bleek te zorgen voor meer symptoomvermindering dan EMDR wanneer PTSS-klachten en comorbiditeit bij de kinderen en hun ouders relatief laag waren. Bij meer PTSS-klachten en comorbiditeit waren schrijftherapie en EMDR qua symptoomvermindering echter vergelijkbaar effectief. Wat voor beide behandelingen gold: hoe meer psychopathologie bij zowel kind als ouder bij aanvang, hoe kleiner de afname in PTSS-symptomen na de behandeling en drie maanden later.

Kleine aanpassingen kunnen verschil maken

Wat betekenen deze bevindingen voor de praktijk? Ze bevestigen de invloed van psychopathologie bij de ouders en onderstrepen hoe belangrijk het is om daar aandacht voor te hebben tijdens de intake en de behandeling. De onderzoekers adviseren om bij beide behandelvormen extra sessies aan te bieden wanneer er sprake is van ernstigere problematiek bij aanvang. Dit zou de behandeluitkomst ten goede komen. Omdat de resultaten van beide behandelvormen grotendeels gelijk zijn, spreken de onderzoekers geen duidelijke voorkeur uit. Met het trekken van harde conclusies is voorzichtigheid geboden, aangezien de groepen in dit onderzoek vrij klein waren. Op hoofdlijnen zien de auteurs mogelijke verbeteringen niet zozeer in de inhoud van de behandeling als wel in het aangepast aanbieden ervan, gebaseerd op aanvankelijke kenmerken van de kinderen en hun ouders.

Bron

• De Roos, C., Zijlstra, B., Perrin, S., van der Oord, S., Lucassen, S., Emmelkamp, P., & de Jongh, A. (2021). Predictors and moderators of treatment outcome for single incident paediatric PTSD: A multi-centre randomized clinical trial. European Journal of Psychotraumatology, 12(1), 1968138, DOI: 10.1080/20008198.2021.1968138

Misschien ook interessant voor jou