Specifieke fobie

Patiënteninformatie voor volwassenen

door VGCt
8 minuten leestijd

Iedereen is wel eens ergens bang voor. Die angst beschermt je door te waarschuwen voor gevaren. Maar als die angst erg groot wordt kan er sprake zijn van een specifieke fobie. Bij een specifieke fobie heb je een heftige angst voor een specifieke situatie, gebeurtenis, voorwerp of dier. Bijvoorbeeld een angst voor spinnen of bloed prikken. Hoogtevrees of de tandarts. Zelfs het denken aan datgene waar je bang voor bent zorgt voor angstige gevoelens. Vaak weet je dat die angst eigenlijk niet nodig is, maar toch krijg je het niet onder controle.

Wat voel je?

  • Je bent extreem bang voor (de gedachte aan) een specifieke situatie, gebeurtenis, voorwerp of dier
  • Je vermijdt waar je bang voor bent
  • Wanneer je in aanraking komt met je angst krijg je hartkloppingen, ga je zweten en trillen
  • Je wordt duizelig of misselijk
  • Je valt flauw (vooral bij bloed- of injectiefobie)

Hoe ontstaat een specifieke fobie?

Zoals bij de meeste psychische stoornissen is er vaak geen specifieke oorzaak voor aan te wijzen. Een specifieke fobie kan soms beginnen na een schokkende gebeurtenis. Vaak al in je kindertijd. Als je als kind bijvoorbeeld bent aangevallen door een hond, kun je extreem angstig worden voor honden. Maar ook het zien van iets spannends, of erover horen, kan leiden tot een specifieke fobie. Soms weet je als volwassene niet meer waarom je angstig bent geworden voor iets. Soms speelt de omgeving waarin je bent opgroeit een rol. Wanneer je ouders ergens bang voor waren, kun je dit hebben overgenomen.

De angst zorgt ervoor dat je situaties uit de weg gaat. Dat heet vermijding en het is een begrijpelijke reactie. Want het geeft op korte termijn ontspanning en rust. Maar op de lange termijn is dit vermijdingsgedrag schadelijk. Het zorgt er namelijk voor dat de angst blijft bestaan en zelfs kan toenemen. Je krijgt zo geen kans om te ontdekken dat niet gebeurt waarvoor je bang bent. Bijvoorbeeld dat er niets naars gebeurt wanneer er een hond langsloopt of je een naald ziet.

Bij het ontstaan en blijven bestaan van angst zijn gedachten belangrijk. Angst zorgt er namelijk voor dat je het gevaar groter inschat dan dit echt is. Bij een hond kun je bijvoorbeeld denken dat het dier zal bijten, terwijl de kans daarop maar heel klein is. Je kunt zo in een negatieve spiraal terechtkomen. Hierdoor blijft de angst bestaan. Uiteindelijk kan die angst zo erg worden dat er een specifieke fobie ontstaat.

Specifieke fobieën komen vrij veel voor: één op de tien mensen krijgt er ooit mee te maken.

Wanneer heb je hulp nodig?

Ben je buitenproportioneel bang voor spinnen, prikken, bepaalde dieren of situaties? Heb je hoogtevrees of ben je bang voor bloed? Je hebt hulp nodig als de angsten je normale, dagelijkse bezigheden belemmeren. Zoals werken of sporten.

Twijfel je of je hulp nodig hebt? Bespreek het met je huisarts.

Cognitieve gedragstherapie werkt goed

Cognitieve gedragstherapie (CGT) is een goede behandeling bij angst. Uit onderzoek blijkt dat CGT effectief is bij angststoornissen. Daarom is CGT de eerste keus in de officiële richtlijnen voor de behandeling van angstklachten. Ongeveer drie op de vier mensen met angst hebben baat bij CGT. Dit verschilt per angststoornis. Wanneer de behandeling niet voldoende aanslaat, wordt dit soms ondersteund met medicatie.

Wil je zeker zijn van een goede CGT-behandeling? Ga dan naar een behandelaar die ingeschreven is bij de VGCt. Dan krijg je een therapeut die goed opgeleid en nageschoold is.

Hoe gaat CGT bij een specifieke fobie?

Je gedrag en gedachten houden de angst in stand. Tijdens de therapie ga je actief werken aan het veranderen daarvan. Ook belangrijk bij CGT is dat je leert door dingen te ervaren. Dit alles gebeurt stap voor stap. De therapeut is de angst- en CGT-expert. Jij bent de expert over jezelf. CGT is een actieve samenwerking tussen beiden.

Samen met de therapeut ga je stapsgewijs oefeningen doen om geleidelijk aan om te gaan met juist die situatie die je spannend vindt. Dit heet exposure. Stel: je bent bang voor honden. Er wordt dan een lijst gemaakt van situaties die je spannend vindt. Die situaties worden op volgorde gezet: van situaties die een beetje spannend zijn tot situaties die heel spannend zijn. Met de therapeut ga je oefenen met die situaties. Natuurlijk begin je eerst met de makkelijkere situaties. Bij een fobie voor honden ga je bijvoorbeeld eerst denken aan een hond. Of je bekijkt een foto van een hond. Als dat lukt zonder teveel spanning, ga je oefenen met de moeilijkere situaties. Bijvoorbeeld door te kijken naar een echte hond. Geleidelijk aan nemen de stappen in moeilijkheid toe: je gaat dan bijvoorbeeld een hond aaien. Hierdoor leer je dat zo’n situatie niet zo vreselijk is als je dacht. Samen met de therapeut kijk je steeds welke stap je aandurft en wat je daarbij nodig hebt. Hoe vaker je oefent, hoe meer de angst afneemt.

Je krijgt tijdens de behandeling soms ook oefeningen voor ontspanning en ademhaling. Hierdoor krijg je meer controle over de angstige gevoelens. En als je een specifieke angst hebt waarbij je flauwvalt, leer je ook hoe je het flauwvallen kunt voorkomen. Bijvoorbeeld bij een fobie voor bloed. De therapeut leert je dan om je spieren goed aan te spannen wanneer je in aanraking komt met de angstige situatie.

Daarnaast ga je aan de slag met de manier van denken die hoort bij angst. Zijn de gedachten reëel? Hoe logisch is het bijvoorbeeld dat een vliegtuig neerstort? Met de therapeut onderzoek je welke gedachten niet kloppen. Daarna ga je deze gedachten zo nodig wijzigen.

Je gaat tijdens CGT dus samen actief aan de slag met je gedrag en gedachten. Daardoor doorbreek je de negatieve spiraal van gedachten, gevoelens en gedrag. Bedenk wel dat het moed vergt om datgene weer te gaan doen wat je het liefst vermijdt. Vaak neemt daarom de angst toe in het begin. Maar je zult merken dat die angst langzaam afneemt na een aantal sessies.

Soms kan één CGT sessie al genoeg zijn om je problemen op te lossen. Hoeveel CGT er precies nodig is, hangt af van de ernst van de klachten. Ook ga je in het dagelijkse leven oefenen. De belangrijkste verandering vindt buiten de spreekkamer plaats.

Als de situatie waar je bang voor bent bijna niet voorkomt, wordt soms gekozen voor medicijnen. Bijvoorbeeld als je vliegangst hebt, en maar één keer per jaar in het vliegtuig stapt.

Meer weten?

Misschien ook interessant voor jou