- Onvoldoende studies van hoge kwaliteit.
- Onvoldoende studies met een actieve controlegroep.
- Onvoldoende objectiviteit van cgt-onderzoekers.
- Aanwijzingen dat het veronderstelde werkende mechanismen van cgt onjuist is.
- Beperkte effectiviteit.
- Te weinig bewijs dat cgt superieur is aan andere behandelingen.
Zij pleiten daarom voor meer pluriformiteit in het behandelaanbod.
Tegenargumenten
Van Emmerik, De Jong en Hoffman brengen hiertegenin dat:
- CGT inmiddels een pluriform begrip is geworden dat heel veel verschillende technieken, methodes en interventies omvat.
- Dat Leichsenring en Steinert hun kritiek hoofdzakelijk baseren op een te negatieve interpretatie van één meta-analyse over CGT bij angst- en stemmingsproblematiek (namelijk die van Cuijpers et al. 2016). Daaruit komt namelijk ook naar voren dat de positieve effecten van CGT bij depressieve stoornissen, paniekstoornissen, gegeneraliseerde angst en sociale angst overeind blijven, zelfs na controle voor publicatiebias, het nocebo-effect en de lage kwaliteit van sommige studies.
- Dat de methodologische beperkingen van CGT-onderzoek net zo goed, en waarschijnlijk nog meer opgaan voor onderzoek naar andere therapieën, dat bovendien veel schaarser is.
- Dat de evidentie voor bepaalde CGT-technieken en methodes sterker is dan voor andere en dat dit juist duidelijk maakt hoe wetenschappelijke vooruitgang werkt: CGT-strategieën worden steeds gerichter en effectiever.
Voor de uitgebreide brief, zie hier.
Bron
- Cuijpers, P., Cristea, I. A., Karyotaki, E., Reijnders, M., & Huibers, M. J. H. (2016). How effective are cognitive behavior therapies for major depression and anxiety disorders? A meta-analytic update of the evidence. World Psychiatry, 15(3), 245-258. doi: 10.1002/wps.20346
- Leichsenring, F., Steinert, C. (2017). Is Cognitive Behavioral Therapy the Gold Standard for Psychotherapy? He need for plurality in treatment and research. JAMA;318(14):1323-1324. doi:10.1001/jama.2017.13737