Bijkomend probleem in de timing is de rol van vroege symptoomvermindering. Stel je voor dat je cliënt al vroeg in de behandeling sterk verbetert. Als een cliënt dat merkt, zal deze eerder positief zijn over de therapeutische relatie dan wanneer er zich nog geen verbetering heeft voorgedaan. Maar zelfs wanneer die vragen zijn getackeld ben je er nog niet. Het maakt namelijk óók nog eens uit wie je bevraagt. Uit verschillende onderzoeken weten we inmiddels dat therapeuten en cliënten vaak anders kijken naar de therapeutische relatie. Zo kan het voorkomen dat een therapeut van mening is dat er een positieve relatie is, terwijl een cliënt hier een ander beeld bij heeft.
Eerste sessie
Het onderzoek van Van Benthem en collega’s dan. In hun onderzoek keken ze naar het effect van de therapeutische relatie (zoals in de eerste sessie ervaren) op de behandeluitkomst vier maanden later. Ze namen daarbij het perspectief mee van zowel de therapeut als de jongeren in behandeling. De jongeren hadden een variëteit aan problematiek: in de eerste behandelsetting was er vooral sprake van depressie (30 procent), angst (27 procent) of gedragsproblematiek (23 procent), in de tweede behandelsetting hadden de jongeren allemaal een stoornis in het gebruik van cannabis. De gegeven behandeling varieerde van persoon tot persoon.
Gunstig of niet
Gedurende de behandeling daalde het percentage jongeren met een ongunstige behandeluitkomst van 66 procent naar 57 procent. Dat lijkt vrij weinig, maar daarbij moet worden meegewogen dat veel van de behandelingen nog niet waren afgerond. Kijken naar de therapeutische relatie bleek de mening van jongeren en therapeuten niet overeen te komen. Met andere woorden: therapeuten en jeugdigen hadden een ander beeld van de kwaliteit van de therapeutische relatie. Beide perspectieven bleken onafhankelijk van elkaar een relatie te hebben met een behandeluitkomst. De relatie tussen de kwaliteit van de therapeutische relatie en behandeluitkomst was echter sterker wanneer beide perspectieven werden gecombineerd. In percentages leidde dit tot het volgende beeld: de kans op een goede behandeluitkomst was in de groep met een goede therapeutische relatie meer dan acht keer zo groot (70 procent) in vergelijking met de groep met een slechte therapeutische relatie (23 procent).
Beperkingen
De resultaten suggereren dat het meenemen van beide perspectieven van belang is. Maar meer nog, het geeft ook aan dat die eerste klik al voorspellend is voor de behandeluitkomst. Daarmee opent het de deuren tot interessante discussies; moeten we bijvoorbeeld overwegen om van therapeut te switchen wanneer er bij die eerste sessie geen goede klik is? Uiteraard is het daarvoor wenselijk om over meer onderzoeksresultaten te beschikken. Bovendien weten we uit andere onderzoeken ook dat het effect van de therapeutische relatie verschillend is voor verschillende stoornissen: bij persoonlijkheidsstoornissen speelt de therapeutische relatie een grotere rol dan bij problematisch middelengebruik en eetstoornissen. Nóg een complicerende factor dus wanneer we het hebben over de therapeutische relatie.
Geïnteresseerd in het gehele artikel? Lees het dan hier.
Bron
- van Benthem, P., Spijkerman, R., Blanken, P., Kleinjan, M., Vermeiren, R. R., & Hendriks, V. M. (2020). A dual perspective on first-session therapeutic alliance: strong predictor of youth mental health and addiction treatment outcome. European Child & Adolescent Psychiatry, 1-9.