De VGCt geeft niet alleen het VGCt magazine uit, maar is ook betrokken bij het Tijdschrift voor gedragstherapie & cognitieve therapie. In dit wetenschappelijke tijdschrift vinden cgt’ers en cgw’ers wetenschappelijk onderzoek, theoretische artikelen, literatuuroverzichten, casestudies en boekbesprekingen op het gebied van cognitieve gedragstherapie. In het VGCt magazine wordt vanaf nu een van de artikelen uit het Tijdschrift voor gedrags therapie toegankelijk samengevat, met aandacht voor de betekenis voor de praktijk.
De decembereditie van het Tijdschrift voor gedragstherapie en cognitieve therapie (TvG) stond in het teken van B.F. Skinner. Hij is de grondlegger van de operante conditionering en daarmee indirect ook van de gedragstherapie. Hoewel veel mensen kritisch zijn op zijn opvattingen, zijn Pier Prins en Arnold van Emmerik van mening dat we zijn visie wel wat serieuzer mogen nemen. Ze schreven er een boek over, bedachten het Skinner-thema voor het laatste themanummer van TvG en schreven als onderdeel daarvan een interessant artikel over zelfcontrole, leefstijlverandering en de onmisbare rol van de omgeving.
B.F. Skinner (1904-1990) was een psycholoog die stelde dat niet onze vrije wil bepaalt wat we doen, maar onze genetische aanleg, onze leergeschiedenis en onze omgeving. Pier en Arnold zien in deze benadering een oplossing voor belangrijke actuele uitdagingen, zoals de klimaatverandering en de toename van leefstijlziektes. Bij toeval ontdekten zij hun gemeenschappelijke interesse in het gedachtegoed van Skinner. Arnold vertelt: “Pier en ik begonnen onze samenwerking met een boekproject over N=1 Gevalsstudies. Pier schreef met Joop Bosch het boek over kind en jeugd, Arnold met Paul Rijnders de versie over volwassenen. We raakten aan de praat over Skinner en ontdekten dat we hetzelfde over hem dachten, namelijk dat die man zo gek nog niet was. Hij is de meest verkeerd begrepen visionair in de psychologie. Omdat hij niet geloofde in de vrije wil van de mens werd hij uitgemaakt voor robot en zelfs fascist. Maar als we naar de huidige tijd kijken, zit zijn gedachtegoed weldegelijk verweven in onze maatschappij, in ons streven om de kwaliteit van ons westerse leven te verbeteren en als antwoord op maatschappelijke uitdagingen zoals de toename van mensen met obesitas.”
Moeiteloos plezier beleven
In het artikel in het TvG graven Arnold en Pier allereerst in de oorzaak van die maatschappelijke uitdagingen. Ze schrijven dat mensen steeds vaker activiteiten ondernemen die wel plezier en dus bekrachtiging opleveren, maar die weinig gedrag vereisen. Denk aan uit eten gaan en films kijken – ‘passieve’ activiteiten. We vertonen steeds minder gedrag dat door natuurlijke, oorspronkelijke gevolgen bekrachtigd wordt, zoals zelf iets maken of iets planten en opkweken. Bovendien maken we steeds vaker gebruik van diensten van anderen, zoals maaltijdservices en het laten bezorgen van producten, waardoor we voor deze zaken steeds minder zelf doen. Het resultaat is dat we minder directe bekrachtiging ervaren, terwijl dat volgens Skinner een voorwaarde is voor een goede kwaliteit van leven. Hoewel steeds vaker een roep klinkt om gedrag dat ons in contact brengt met deze natuurlijke, oorspronkelijke omgeving en bekrachtigers – mensen die de stad inruilen voor het platteland, eigen groenten gaan verbouwen, weer zelf gaan koken of fanatiek gaan sporten – komt deze beweging richting natuurlijke bekrachtigers niet grootschalig op gang. Arnold en Pier schrijven het in hun artikel toe aan drie oorzaken: (1) we zijn gewoontedieren, doen veel zonder na te denken en op de automatische piloot, en houden ons gedrag liever bij wat we gewend zijn, ook al heeft dat op termijn nadelige gevolgen, (2) we zoeken de oplossing voor de verbetering van leefstijl op de verkeerde plek, namelijk bij mentaliteitsverandering en bewustwording in onszelf, in plaats van in de omgeving, (3) onmiddellijke bekrachtiging is moeilijker te weerstaan dan uitgestelde bekrachtiging.
De illusie die vrijheid heet
Daaronder ligt dat de ‘vrije wil’ volgens Skinner niet bestaat, legt Pier uit. “Skinner vond dat we ons moesten realiseren dat ons gedrag bepaald wordt door interacties die wij hebben met de omgeving: sociaal en fysiek. Als iemand naar het theater gaat, denkt hij waarschijnlijk: dat heb ik zelf uit vrije wil besloten, want ik kan er ook voor kiezen om niet te gaan. Volgens Skinner is het verschil tussen wel of niet naar het theater gaan niet gebaseerd op een keuze die je als vrij individu maakt. Je neemt het besluit om naar het theater te gaan op basis van je leergeschiedenis met naar theater gaan en op basis van externe factoren, zoals wat mensen zeggen of door reclame.” Daarmee kwam Skinner tot de conclusie dat we individuele vrijheid niet als hoogste doel zouden moeten nastreven, omdat we dan de oorzaken van ons gedrag op de verkeerde plek zoeken, wat uiteindelijk ten koste gaat van de samenleving. Pier: “Als we maar blijven hameren op individuele vrijheid als hoogste goed, dan blijven we grenzeloos vliegen, eten en onszelf en de aarde op andere manieren schade toebrengen. Skinner voorspelde in 1970 al dat dat zou leiden tot ernstige klimaatschade.” Maar dat wilden de tijdgenoten van Skinner liever niet horen. “Autonomie en vrijheid werd in die periode al belangrijk gevonden”, vertelt Pier. “Als de overtuigingen van Skinner serieus zouden worden genomen, dan zou dat fascistische regimes in de kaart spelen, was de angst. Vandaar dat hij niet geliefd was.”
Een alternatief
Toch zijn we volgens Skinner niet volledig overgeleverd aan de externe omgeving. Want hoewel de uiteindelijke controle over ons gedrag buiten onszelf ligt, kunnen we wel wat aan die externe factoren veranderen. Pier legt uit: “Als je je bewust bent van de externe factoren die je gedrag beïnvloeden en dan gedrag vertoont om die factoren te veranderen, dan geeft dat een gevoel van vrijheid. Zo zie ik het zelf ook: ik voel me vrij, maar ik weet dat dat komt omdat ik het geheel aan bekrachtigingscontingenties niet ken. Uiteindelijk, en daar ben ik me van bewust, is mijn gedrag gedetermineerd en voorspelbaar. Veel mensen willen dat niet toegeven en geloven liever dat ze in alle vrijheid handelen. De algoritmes waar we tegenwoordig zoveel gebruik van maken bewijzen het tegendeel – die doen niets anders dan ons gedrag voorspellen. Die laten zien dat wat we doen vaststaat, al voordat we er zelf over hebben kunnen nadenken.”
Jezelf manipuleren
Maar het ís dus mogelijk om invloed op je handelen te hebben. Door externe en volgens Skinner óók interne factoren te beïnvloeden – geen chocola in huis halen als je weet dat je de hele reep meteen opeet, bijvoorbeeld. We houden onze hand voor de mond om niet te lachen of iets ongepasts te zeggen (physical restraint and physical aid), we doen deuren dicht of sluiten de gordijnen om niet afgeleid te worden (changing the stimulus) of we brengen onszelf in een ‘goede stemming’ voordat we een saaie afspraak hebben, om de kans te vergroten dat we ons sociaal gepast gedragen (manipulating emotional conditions).
Weight Watchers
Ook zelfcontrolegedrag is operant gedrag en moet bekrachtigd worden, willen we het blijven vertonen. Arnold: “Ofwel door het controlerende zelf, ofwel door de omgeving. Het succes van zelfcontroleprogramma’s ligt in vormen van externe (sociale) controle, zoals een partner die je helpt, afspreken met een sportmaatje of tegen anderen zeggen dat je de komende maand niet drinkt.” En daarmee komen Arnold en Pier in hun artikel op een voorbeeld waaruit blijkt dat niet iedereen het gedachtegoed van Skinner de rug toekeert. Ze noemen de anti-obesitasprogramma’s van Weight Watchers. Deze propageren gedragsveranderingstechnieken die teruggrijpen op Skinners principes van operante conditionering: (1) kies kleine, haalbare doelen (zodat frequente bekrachtiging mogelijk is), (2) houd systematisch de voedselinname en het gewicht bij (secuur bijhouden van kleine gedragsverbeteringen is essentieel om vooruitgang te meten), (3) zoek een coach en counseling (om omgevingsfactoren die eten uitlokken en belonen te leren onderkennen), (4) zoek maatjes die het programma ook volgen voor steun (ter aanmoediging en om suggesties te krijgen over wat te doen als het moeilijk wordt), en (5) beweeg vaker (om af te vallen en om natuurlijke bekrachtiging te ervaren).
Weinig skinner in CGT
Pier: “Toch werken we in de CGT-praktijk nog maar beperkt, of eigenlijk steeds minder, volgens het gedachtegoed van Skinner. In psychoanalytisch of cognitief georiënteerde therapie geloofde Skinner niet. We zouden meer naar de omgeving moeten kijken, zoals wel bij bijvoorbeeld systeemtherapie en kinder- en jeugdgedragstherapie wordt gedaan.” Maar ook in individuele therapie zouden we volgens Skinner meer moeten kijken naar de omgevingscontingenties en hoe die de problemen en klachten van de patiënt in stand houden. Pier verwijst naar de boekbespreking van Hidde Kuiper (klinisch psycholoog en supervisor VGCt) in het Skinnerthemanummer van TvG. Hidde schrijft: “Van de 73 vervolgcursussen die op de website van de VGCt worden geadverteerd is er slechts één die deels over bekrachtigers uit de omgeving gaat: systeemtherapie. De huidige gedragstherapeut hecht meer waarde aan betekenisverlening (de BA) dan aan directe beïnvloeding van problematisch gedrag (de FA). Vaardigheidstrainingen worden in veel instellingen niet meer gegeven of niet langer vergoed door zorgverzekeraars. Wie kent er nog en doet nog met zijn cliënt aan een token-economy procedure? Gedragsbeïnvloeding van buitenaf. Van de elf praktijktoetsen van de VGCt gaan er twee expliciet over gedragsmatige beïnvloeding van buitenaf. De moderne gedragstherapeut zou zich mogen herbezinnen: welke stimuli in de omgeving van onze cliënten kunnen er veranderd worden, naast die vanbinnen?”
Onze beperkte invloed
Het systeemdenken is in opkomst en als je het Skinner zou vragen is dat een mooie ontwikkeling. De uitdaging is alleen dat dat systeem maar beperkt te beïnvloeden is door de ‘gewone mens’. “Dan zijn we dus toch gebaat bij een overheid die omgevingscontrole bevordert”, concludeert Arnold. “Het helpt de patiënt met een eetbuistoornis als diegene niet struikelt over het snoepgoed in de supermarkt. Een alcoholverslaving kan niet voortbestaan als drank verbannen wordt. En als autorijden duurder wordt, zullen we vaker het openbaar vervoer nemen. Zover zijn we nog niet, maar er ontstaan wel wat kleine bewegingen de goede kant op, zoals gezondere bedrijfskantines en het recente verbod op mobieltjes in de klas. Vrijheid – als het al bestaat – gaat ons niet helpen en het is goed om naar dat inzicht te handelen – in het belang van onszelf én dat van onze omgeving. Dat heeft Skinner goed gezien.”
Over de auteurs
Pier Prins is emeritus-hoogleraar klinische kinder- en jeugdpsychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Arnold van Emmerik is als universitair docent verbonden aan de programmagroep Klinische Psychologie van de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast is hij bestuurslid van de European Association for Behavioural and Cognitive Therapies. In 2020 verscheen hun boek De ideale wereld van B.F. Skinner.