Ondanks een groeiend scala aan mogelijke behandelingen voor uiteenlopende psychologische problematiek, wordt de directe effectiviteit hiervan vaak niet goed genoeg bestudeerd. Pim Cuijpers van de VU Amsterdam en collega’s doken in de materie en deden een systematische review en meta-analyse naar de effectiviteit van behandelingen voor acht verschillende psychologische stoornissen. De resultaten laten zien dat er ruimte is voor verbetering.
Bij effectiviteitsonderzoek naar psychologische behandelingen wordt vaak gekeken naar afname van klachten bij patiënten door middel van vragenlijsten. Veelal gaat het dan om gestandaardiseerde verschillen tussen een interventie- en controleconditie op basis van die vragenlijstscores. Deze uitkomstmaten zijn niet alleen lastig te interpreteren voor patiënten, maar ook voor zorgverleners en beleidsmakers. Veel beter te begrijpen en interpreteren zijn zogenaamde absolute uitkomstmaten zoals responspercentages.
Doorspitten
Cuijpers en collega’s onderzochten deze lichter verteerbare uitkomstmaten in een meta-analyse voor de behandeling van acht psychologische stoornissen: depressieve stoornis, PTSS, obsessieve-compulsieve stoornis, borderline persoonlijkheidsstoornis, paniekstoornis, gegeneraliseerde angststoornis, sociale angststoornis en specifieke fobieën. Door deze stoornissen in één studie mee te nemen, kon de effectiviteit van behandelingen worden vergeleken. Ze keken enkel naar RCT’s die behandeling vergeleken met een wachtlijst, care-as-usual of een placebo-conditie. In totaal analyseerden ze 441 studies met gegevens van in totaal 33.881 patiënten. Behandelingen die werden meegenomen varieerden van CGT en Interpersoonlijke Therapie tot EMDR en dialectische gedragstherapie. In deze meta-analyse werd het responspercentage gedefinieerd als het aantal patiënten met een afname in symptomen van tenminste vijftig procent, gedeeld door het totaal aantal patiënten.
Matig enthousiast?
Hoe was het gesteld met de responspercentages? Het bleek dat de meeste patiënten geen verbetering van minstens vijftig procent symptoomvermindering lieten zien voor alle therapievormen bij alle verschillende stoornissen. De responspercentages varieerden namelijk van 42 procent voor depressie en 38 procent voor PTSS tot 24 procent voor borderline persoonlijkheidsstoornis. Er waren wel verschillen tussen therapievormen waarbij CGT voor depressie, paniekstoornis en specifieke fobieën het hoogste responspercentage lieten zien. Een paar kanttekeningen bij de studie: het gaat om responspercentages direct na behandeling. Er is geen follow-up meting meegenomen. Verder is in deze studie een vijftig procent symptoomreductie als uitkomstmaat genomen omdat dat de standaard is binnen depressieonderzoek. Het is onduidelijk of dit voor andere stoornissen de beste keuze is.
Werk aan de winkel
Hoewel de onderzochte behandelingen voor de acht psychologische stoornissen het beter deden dan de controlecondities, waren de responspercentages bescheiden. Cuijpers en collega’s constateren dat meer effectieve interventies nodig zijn. Ook moet er meer aandacht komen voor therapievormen voor patiënten die niet gebaat zijn bij eerstekeuzebehandelingen.
Referentie
Cuijpers, P., Miguel, C., Ciharova, M., Harrer, M., Basic, D., Cristea, I. A., … & Karyotaki, E. (2024). Absolute and relative outcomes of psychotherapies for eight mental disorders: a systematic review and meta‐analysis. World psychiatry, 23(2), 267-275.