Even knipperen en het is weg?

Over het (beperkte) nut van oogbewegingen tijdens imaginaire exposure

door Mieke Ketelaars
4 minuten leestijd

Hoewel EMDR een bewezen effectieve behandelvorm is, wordt er veel gediscussieerd over het unieke karakter van de therapie. Zowel EMDR als imaginaire exposure (IE) werken met het herinneren van een traumatische gebeurtenis. Bij EMDR worden daar echter snelle horizontale oogbewegingen aan toegevoegd. De gedachte achter de oogbewegingen is dat de combinatie van de oogbewegingen en de IE veel geheugencapaciteit vraagt. Door de beperkte capaciteit van het werkgeheugen wordt de oorspronkelijke herinnering aan de gebeurtenis verstoord en in nieuwe vorm opnieuw opgeslagen. De vraag is of het toevoegen van oogbewegingen zoals bij EMDR werkelijk een unieke bijdrage levert ten opzichte van IE alleen. Als dat niet het geval is is EMDR immers feitelijk een vorm van IE.

Vergelijkbare resultaten

Van Veen en collega’s deden hiervoor onderzoek bij studenten zonder psychische problematiek en keken naar het directe effect (voormeting versus nameting), naar het vertraagde effect (voormeting versus follow up na 24 uur), en naar het retentie effect (nameting versus follow up na 24 uur). De behandeling bestond uit 8 blokken van 4×24 seconden waarin de studenten zich één nare herinnering moesten voorstellen. Tussen de blokken door vulden ze in hoe levendig de herinnering was, hoe sterk de negatieve lading ervan was en welke spanning de herinnering opriep.

Zowel IE als IE in combinatie met oogbewegingen lieten positieve resultaten zien op alle uitkomstmaten (ds=0.60–0.82 voor IE; ds=0.87-1.21 voor IE + oogbewegingen). Hetzelfde patroon was zichtbaar wanneer de voormeting werd vergeleken met een follow up meting (ds=0.79–0.89 voor IE; ds=0.75-1.14 voor IE + oogbewegingen). De toevoeging van oogbewegingen aan IE bleek echter niet tot betere resultaten te leiden (ds=0.22–0.34 voor direct effect; ds=0.10–0.25 voor vertraagd effect).

Verdwijnend effect

Naast de vraag of er verschillen zijn tussen de condities, waren Van Veen en collega’s ook geïnteresseerd in de retentie van het effect. Ze keken hiervoor naar het verschil tussen de nameting en de follow up 24 uur na de behandeling. Hieruit bleek dat er een significant verschil was tussen beide condities (ds=0.49–0.54). Bij de enkelvoudige IE bleven de effecten ook na 24 uur zichtbaar (ds=0.04-0.07). In de gecombineerde IE conditie verdwenen de effecten na 24 uur echter gedeeltelijk (ds=0.43–0.52).

Dit kan grote gevolgen hebben voor de klinische praktijk: maar liefst 46 procent van de participanten in deze groep liet een klinische toename in spanning zien tussen nameting en follow up. In de enkelvoudige IE bleef dit percentage beperkt tot 14 procent.

Starten met EMDR, doorgaan met IE

Van Veen en collega’s vermoeden dat de oogbewegingen mogelijk als veiligheidsgedrag kunnen werken bij IE. Hierdoor raken patiënten als het ware afgeleid, en is er minder spanning tijdens imaginaire exposure. Zij suggereren dan ook dat een gecombineerde aanpak vooral waarde kan hebben voor patiënten die te angstig zijn voor imaginaire exposure zonder afleiding. Om te voorkomen dat spanning na afloop van behandeling alsnog terugkeert, zou gedurende de behandeling overgestapt kunnen worden naar pure imaginaire exposure.

Bron

  • van Veen, S. C., van Schie, K., van de Schoot, R., van den Hout, M. A., & Engelhard, I. M. (2019). Making eye movements during imaginal exposure leads to short-lived memory effects compared to imaginal exposure alone. Journal of behavior therapy and experimental psychiatry.

Misschien ook interessant voor jou