Sporten tegen OCS?

Meta-analyse roept vooral vragen op

door Mieke Ketelaars
4 minuten leestijd

Steeds vaker rapporteren we over de mogelijk gunstige werking van sporten bij patiënten die kampen met angst, depressie of PTSS. Nu is er ook eerste bewijs dat fysieke activiteit een rol kan spelen in de behandeling van OCS. Tegelijkertijd nopen de resultaten tot meer onderzoek.

Dat fysieke activiteit gezond is weten we allemaal. Het verbetert het humeur en cognitieve vaardigheden en promoot de mentale gezondheid. Er zijn dan ook een aantal goede redenen om fysieke activiteit te integreren in reguliere behandelingen voor psychische klachten. De belangrijkste reden is daarbij echter nog niet genoemd. Fysieke activiteit is namelijk een simpele interventie die zonder veel kosten gemakkelijk kan worden geïmplementeerd.

Maar voordat we onze patiënten en masse gaan laten sporten moet er natuurlijk wel eerst gedegen onderzoek zijn gedaan. We kunnen er namelijk niet zomaar vanuit gaan dat het voor alle problematiek werkt. Bij dwangstoornissen bijvoorbeeld, zou je ook kunnen verwachten dat het de symptomen juist verergert, omdat het ingrijpt op specifieke angsten als de angst voor besmetting. In een meta-analyse onderzochten Lindsay Bottoms en collega’s daarom het effect van fysieke activiteit bij OCS.

Beperkt

Na grondige analyse van bestaande literatuur, bleken er maar zes onderzoeken geschikt voor opname in de meta-analyse. Op de onderzoeken die in aanmerking kwamen, was bovendien wel één en ander aan te merken. Zo ging het vaak om kleine deelnemerstaantallen, was er in veel gevallen slechts sprake van een voor- en nameting zonder controleconditie en kon bias niet worden uitgesloten. Opvallend is ook dat het laatste onderzoek dateert uit 2017, terwijl we bij andere problematiek een toename zien in het aantal onderzoeken gericht op de meerwaarde van sport.

Alle mitsen en maren terzijde blijkt uit de meta-analyse dat fysieke activiteit een positief effect heeft op OCS-symptomen. Patiënten die deelnamen aan fysieke activiteit, hadden na afloop van de interventie significant minder dwangklachten dan voorafgaande aan de interventie of in vergelijking met een controleconditie bestaande uit tv-kijken of gezondheidseducatie. Ook depressieve symptomen en angstklachten bleken significant verminderd.

Bottoms en collega’s keken ook naar de verdraagbaarheid en aanvaardbaarheid van fysieke activiteit. Een interventie kan immers goed werken, maar als iedereen tussentijds uitvalt heb je er nog niets aan. Ze onderzochten hiervoor de verhouding tussen het aantal patiënten dat voor de interventie in aanmerking kwam in relatie tot het aantal patiënten dat uiteindelijk wilde deelnemen. Ook keken ze naar de mate van dropout en negatieve effecten. Maar weinig onderzoeken bleken hierover cijfers aan te leveren, waardoor duidelijke conclusies vooralsnog uitblijven. Op basis van de gerapporteerde gegevens vermoeden Bottoms en collega’s dat het met de verdraagbaarheid en aanvaardbaarheid wel goed zit: over de onderzoeken heen rondde 90 procent van de patiënten de sportinterventie af.

Meer onderzoek nodig

Waar we ons van bewust moeten zijn is dat fysieke activiteit in de huidige meta-analyse vaak vooral als enige interventie werd ingezet en niet als add-on module zoals bij andere problematiek vaak het geval is. Bovendien was er in vier van de zes onderzoeken géén sprake van een controleconditie, waardoor het effect van andere variabelen niet kan worden uitgesloten. Zo is het goed denkbaar dat de aandacht van de sportbegeleider een positief effect heeft gehad op de uitkomst en dat het sporten zelf feitelijk irrelevant was.

De huidige meta-analyse lijkt daarmee niet sterk genoeg om de meerwaarde van fysieke activiteit in het geval van OCS te bewijzen. Daarvoor moeten we wachten op een gedegen RCT met voldoende proefpersonen.

Bron:

  • Bottoms, L., Prat Pons, M., Fineberg, N. A., Pellegrini, L., Fox, O., Wellsted, D., … & Laws, K. R. (2022). Effects of exercise on obsessive-compulsive disorder symptoms: a systematic review and meta-analysis. International Journal of Psychiatry in Clinical Practice, 1-11. https://doi.org/10.1080/13651501.2022.2151474

Misschien ook interessant voor jou