Kennisbericht

Vijf vragen over…ROM

Deel 1

Routine Outcome Monitoring (ROM) is een manier om het effect van een behandeling te meten. Tijdens de behandeling krijgt een cliënt een aantal keer een vragenlijst voorgelegd, waardoor een beeld ontstaat van zijn symptomen en functioneren. Maar hoe zit het nu precies? In drie delen zetten we de belangrijkste vragen (en antwoorden) over ROM op een rijtje.

Auteur: Mieke Ketelaars

Wat is ROM eigenlijk?

ROM staat voor Routine Outcome Monitoring. In het kort is ROM een manier om het behandelresultaat tijdens de behandeling te meten. Vaak wordt dat gedaan doordat een cliënt tijdens de behandeling een of meerdere vragenlijsten krijgt voorgelegd die te maken hebben met zijn/haar symptomen en functioneren. Door ROM verkrijg je op een simpele, snelle en vooral gestructureerde manier inzicht in de voortgang van de behandeling. Indien nodig kun je zo tijdig bijsturen om een optimaal behandelresultaat te behalen. Maar ROM kan ook voor andere doeleinden worden gebruikt: voor benchmarking en als middel voor zorginkoop.

Wat is het bewijs voor ROM?

Verschillende onderzoeken tonen aan dat ROM een positieve werking heeft op de uiteindelijke uitkomst van een behandeling. Dit geldt met name voor cliënten die niet voldoende vooruitgang boeken. Naast een verbetering van de behandeluitkomst is in sommige gevallen een daling in het aantal benodigde behandelsessies zichtbaar. Bovendien kan ROM leiden tot een lagere uitval. Niet alle onderzoeken vinden overigens een positief effect van ROM (zie FAQ: Kleven er ook risico’s aan het gebruik van ROM?). Wat wel moet worden meegenomen in de interpretatie van deze resultaten is dat de meeste onderzoeken naar ROM veel frequentere metingen gebruiken dan we in Nederland gewend zijn (zie FAQ: Hoe frequent moeten ROM-metingen zijn?). Bovendien wordt in onderzoek vaak gebruik gemaakt van geavanceerde statistische modellen. Die modellen, die tevens analyseren wanneer er onvoldoende vooruitgang wordt geboekt, kunnen bij ernstigere problematiek meerwaarde hebben. Bij milde tot matige problematiek is het gebruik van ruwe scores echter voldoende.

Waarom leidt ROM tot betere behandelresultaten?

Dat is een lastige vraag. Het werkelijke mechanisme kennen we nog niet. Wel weten we dat meebeslissen over het doel en de aanpak van de behandeling (shared decision making) voor cliënten belangrijk is. Het vergroot de kans dat het behandelplan aansluit bij de klachten en de hulpvraag van de cliënt en verbetert de therapeutische alliantie. Een recent onderzoek van Brattland en collega’s laat zien dat met name die therapeutische alliantie een grote impact heeft. Ook zou het kunnen zijn dat er betere beslissingen genomen worden wanneer je beschikt over meer informatie. Bovendien zijn cliënten niet altijd geneigd om hun problemen helemaal bloot te leggen. Het invullen van de problemen op een vragenlijst is dan een makkelijkere manier om aan te geven wat er aan de hand is. Maar ook het bijsturen van al te positieve verwachtingen bij de patiënt kan met ROM bespreekbaar worden gemaakt en op die manier bijdragen aan betere behandeluitkomsten.

Waarom heb ik ROM als therapeut eigenlijk nodig?

Natuurlijk beschik je over een grote dosis gezond verstand en gedegen professionele kennis. Tegelijkertijd weten we dat je als therapeut zo je blinde vlekken kunt hebben als het gaat over de behandeling en de resultaten die daarmee worden geboekt. Dat is niet zo vreemd; als therapeut handel je vanuit een optimistische insteek dat verandering mogelijk is. Maar dit maakt je, zoals uit onderzoek blijkt, wel vatbaar voor het overschatten van je eigen effectiviteit en het onderschatten van eventuele negatieve uitkomsten. Naast die blinde vlekken geven ROM-gegevens je nu eenmaal tijdig, vergelijkbare informatie over de voortgang van een behandeling, eventuele stagnaties, of nieuwe klachten die zich voordoen.

Kleven er ook risico’s aan het gebruik van ROM?

Over het algemeen lijken er geen grote risico’s aan ROM te kleven wanneer je de geldende regels in acht houdt. Wel is er onderzoek (en ook hier) dat aantoont dat je voorzichtig moet zijn met het inzetten van ROM bij kwetsbare en emotioneel labiele patiënten die nog geen symptoomreductie ervaren. Voor hen kan het demoraliserend zijn als ze geconfronteerd worden met een gebrek aan verbetering, zeker wanneer dit herhaaldelijk voorkomt. Ook de meerwaarde en de eventuele risico’s van het gebruik van ROM bij patiënten met ernstige, psychiatrische aandoeningen (EPA) is nog onvoldoende onderzocht. In dat geval moeten we er in elk geval vanuit gaan dat we met een ander type ROM moeten werken.

In het tweede deel staan we onder meer stil bij welke instrumenten je kan gebruiken en wat je moet doen als je merkt dat je cliënt niet vooruitgaat.