Waarom voeren therapeuten geen exposure uit bij OCD?

Verschillende oorzaken zichtbaar

door VGCt
4 minuten leestijd

Exposure met responspreventie is de meest aangewezen behandeling voor OCD volgens de multidisciplinaire richtlijnen OCD. Toch blijkt uit diverse internationale studies dat lang niet alle OCD-patiënten deze behandeling krijgen. Waarom niet? Uit onderzoek van Moritz en collega’s valt het één en ander op te maken.

Het probleem

De auteurs geven aan dat exposure lang niet altijd wordt toepast. Als het al wordt toegepast is het zelden lege artis (volgens de regel der kunst) gedaan. Sessies duren vaak korter dan zestig minuten (wat volgens de auteurs te kort is), goede voorbereiding en duidelijkheid over de procedure ontbreken en de exposure wordt eerder in sensu (imaginair) dan in vivo gedaan, ook wanneer in vivo haalbaar en preferabel is.

Waarom?

Wat zijn daarvoor de redenen? Vanuit de literatuur halen de auteurs verschillende redenen aan:

  1. Therapeuten zijn bang dat cliënten uitvallen van de behandeling, of exposure weigeren.
  2. Therapeuten zijn bang voor ‘bijwerkingen’ van de exposure, met name bij kwetsbare patiënten.
  3. Sommige therapeutische stromingen betwisten de superioriteit van exposure.
  4. Sommige obsessieve gedachten zijn moeilijk te behandelen met exposure, zeker wanneer patiënten bang zijn voor uitgestelde of verborgen consequenties van het niet uitvoeren van bepaalde compulsieve rituelen.

De enquête

Om te onderzoeken door wie exposure wel of niet wordt uitgevoerd en wat de redenen zijn van het nalaten van exposure namen de auteurs een anonieme online-enquête af bij 216 psychologen en psychiaters. Allen hadden ervaring met de behandeling van OCD.

Uit de resultaten hiervan bleek dat ongeveer driekwart van de psychologen en de helft van de psychiaters exposure met responspreventie uitvoerde bij OCD. Van de psychologen voerde tweederde dit in vivo uit. Van deze psychologen voerde driekwart exposure buiten de behandelkamer uit. Een exposuresessie duurde bij 50 % van psychogen minimaal een uur. Sessies van minder dan 30 minuten kwam voor bij 16,5 % van de therapeuten. Ruim 80 % van de psychologen gaf aan (vrijwel) nooit een blok exposurebehandeling (3 exposuresessies per week) te hebben gegeven.

Opvallend was verder dat de verschillen in uitvoering tussen psychiaters en psychologen op vrijwel alle fronten groot zijn, waarbij psychologen gunstigere uitkomsten hadden.

Wederom waarom?

Therapeuten bleken exposure niet uit te voeren vanwege onvoldoende motivatie van de patiënt (53,7% van de therapeuten noemt dit) of weigering van de patiënt (49,1%), organisatorische of logistieke problemen (40,3%), te complexe problematiek voor exposure alleen (38,4%), problemen met vergoedingen (34,7%) en de overtuiging dat exposure moet gebeuren in het kader van self help (27,5%). Factoren zoals de angst voor bijwerkingen of een gebrek aan expertise werden minder genoemd in deze enquête.

Bron

  • Moritz, S., Külz, A., Voderholzer, U., Hillebrand, T., McKay, D., & Jelinek, L. (2018). “Phobie à deux” and other reasons why clinicians do not apply exposure with response prevention in patients with obsessive-compulsive disorder. Cognitive Behaviour Therapy, 1-15. DOI: 10.1080/16506073.2018.1494750

Misschien ook interessant voor jou