Patiënten met eetstoornis niet negatief over exposure

Vooral cognitieve therapie goed ontvangen

door Mieke Ketelaars
4 minuten leestijd

Patiënten met eetstoornissen hebben over het algemeen een neutrale houding richting exposure-behandeling. Dit blijkt uit onderzoek van Jamal Essayali en collega’s. Zijn we als therapeut misschien té voorzichtig als het gaat om de behandeling van deze kwetsbare groep?

Patiënten met een eetstoornis zijn vaak angstig voor voedsel, eten, gewicht en lichaamsvorm en vermijden situaties waarin ze hiermee geconfronteerd worden. Dat maakt exposure-behandeling een krachtig instrument voor deze doelgroep. Toch zijn veel therapeuten daar terughoudend in, zo blijkt uit onderzoek. Ze denken bijvoorbeeld dat een patiënt de behandeling niet aankan, het niet prettig vindt of de behandeling vroegtijdig zal stoppen. Juist bij eetstoornissen is dat gevoel vaak nog sterker, omdat patiënten met een eetstoornis als extra kwetsbaarder worden gezien. De vraag is of dat terecht is.

Cognitieve therapie!

Het onderzoek van Essayali en collega’s richtte zich op de houding van patiënten met een eetstoornis ten aanzien van exposure. Aan het Amerikaanse onderzoek deden 35 kinderen  en 55 volwassenen met een eetstoornis mee. De helft van de patiënten had anorexia nervosa. Voor en na de behandeling vulden ze vragenlijsten in over hoe ze tegen verschillende behandelvormen aankeken en hoe geloofwaardig ze de behandeling vonden. Natuurlijk werd elke behandeling eerst goed toegelicht.

Wat bleek? Patiënten waren vooral erg enthousiast over cognitieve therapie. Hun houding richting medicatie juist erg negatief. Exposure-behandeling werd niet negatief of positief ontvangen, maar bungelde ergens in het midden, samen met interpersoonlijke therapie en kunstzinnige therapie. Iets soortgelijks gold ook voor de verwachtte effecten op de korte en lange termijn.

Ook wanneer patiënten werd gevraagd hoe geloofwaardig ze de behandelvormen vonden, kwam cognitieve therapie het beste uit de bus. Patiënten geloofden meer in deze vorm dan in die van exposure of in andere behandelvormen. Medicatie werd als minst geloofwaardig gezien, maar deed niet onder voor exposure.

Helaas vulde maar de helft van de patiënten ook na de behandeling de vragenlijst in, een behandeling met exposure-elementen. Daardoor is het lastig te zeggen of de houding van patiënten gedurende de behandeling veranderde. De patiënten die de lijsten invulden, konden exposure evenwel steeds beter waarderen.

Koppeling

Wat moeten we met de resultaten? Ten eerste blijkt maar weer dat een te voorzichtige houding richting exposure overrated is. Patiënten zijn over het algemeen helemaal niet zo angstig over exposure-behandeling. Dat betekent natuurlijk niet dat alle patiënten direct staan te springen.

De onderzoekers geven hiervoor wel een mooie tip mee. Uit onderzoek weten we namelijk dat de manier waarop we de behandeling uitleggen bepalend kan zijn voor de houding van een patiënt. Door exposure uit te leggen als onderdeel van een cognitieve therapie is het misschien makkelijker om angstige patiënten over de drempel helpen.

Bron

  • Essayli, J. H., Webster, A. E., Quaill, M. A., Zickgraf, H. F., & Lane‐Loney, S. E. (2021). Do individuals with eating disorders dislike exposure therapy? Attitudes from children, adults, and parents toward exposure therapy and other treatments for eating disorders. International Journal of Eating Disorders, 54(4), 606-614. https://doi.org/10.1002/eat.23468

Misschien ook interessant voor jou