ROM bij angststoornissen: specifiek of generiek meten?

BSI brengt cgt beter in kaart dan OQ-45

door VGCt
2 minuten leestijd

Hoe kun je ROM zinnig inzetten wanneer je de effecten van cgt bij angststoornissen wilt meten? Welke vragenlijsten brengen verandering het beste in kaart? In het Tijdschrift voor Psychiatrie verscheen een artikel dat hierop ingaat: Routine outcome monitoring bij de behandeling van angststoornissen: diagnosespecifieke versus generieke meetinstrumenten.

De auteurs onderzochten in welke mate verschillende generieke en stoornisspecifieke vragenlijsten vooruitgang van cliënten registeren. De uitkomsten zijn gebaseerd op de voor- en nametingen van 160 cliënten die cgt voor een angststoornis kregen. Uit de resultaten van het onderzoek kwam naar voren dat de Brief Symptom Inventory (BSI) en diverse stoornisspecifieke lijsten vooruitgang na cgt veel beter in kaart brachten dan de Outcome Questionnaire (OQ-45).

Niet geheel verassend omdat de OQ-45 minder specifiek gericht is op het meten van klachten en meer op het algeheel functioneren en kwaliteit van leven. De auteurs raden dan ook aan om bij een behandeling gericht op het verminderen van klachten − zoals cgt − vragenlijsten bewust te kiezen. Gebruik van de OQ-45 zou het effect van een cgt-behandeling fors kunnen onderschatten.

Alhoewel de BSI een generiek instrument is, bleek het wel een goed beeld te geven van verandering in klachten na angstbehandeling: handig om te weten als je om praktische redenen niet te veel vragenlijsten wilt afnemen. De vraag is natuurlijk wel of kwaliteit van leven bij een cgt behandeling helemaal buiten beschouwing moet worden gelaten.

Misschien ook interessant voor jou