VR bootst PTSS-klachten na

door VGCt
8 minuten leestijd

Meer begrip bij ouders

PTSS is moeilijk te begrijpen als je er zelf geen last van hebt. Psycho-educatie kan inzicht en kennis geven, maar een realistische voorstelling van de klachten blijft vaak uit. Virtual reality (VR) biedt mogelijk een oplossing. Carlijn Bergwerff onderzoekt of het nabootsen van PTSS-klachten middels VR ouders helpt om hun kind met PTSS beter te begrijpen.

Karlijn Bergwerff werkt als universitair hoofddocent bij het Instituut Pedagogische Wetenschappen van de Universiteit Leiden. Met virtual reality (VR) houdt ze zich al heel wat jaren bezig, zowel in onderwijs als in onderzoek. Het begon bij haar eigen studenten. “Voor het vak Gesprekstechnieken werken we veel met rollenspellen, maar dat had niet altijd het gewenste effect. Het kan ongemakkelijk voelen als twee studenten een gesprek moeten nabootsen tussen een therapeut en een kind van vier. Dat voelt niet echt.” Dus verdiepte Carlijn zich in de mogelijkheden van VR. Ze maakte zelf video’s waarin gesprekken werden nagebootst. Door vervolgens diverse gespreksscenario’s op te nemen, werd de video interactief; afhankelijk van hoe de student koos te reageren, kreeg hij of zij een ander vervolg op de video te zien. VR bleek een succes. “Studenten bleven langer oefenen en gingen ook uittesten wat het gevolg was van een minder handige vraag.”

Nieuwsgierig naar beleving

Carlijn werkt behalve als docent ook als psycholoog, bij PraktijkPresent in Gouda. Het viel haar op dat ouders van kinderen met PTSS het soms ingewikkeld vinden om zich voor te stellen hoe het is om last te hebben van PTSS-symptomen, zoals herbelevingen, overdreven schrikreacties en concentratieproblemen. “Na sessies met kinderen of jongeren, volgt vaak een nabespreking met de ouders en dan zijn er van hun kant veel vragen. Ze zijn benieuwd wat hun kind tijdens de sessies gedaan heeft, maar willen ook graag begrijpen wat PTSS is. Psycho-educatie helpt, maar het is lastig voor te stellen hoe een kind zich op zo’n moment écht voelt.”

Klachten nabootsen

VR biedt mogelijk een oplossing. “In een VR-omgeving hebben we verschillende PTSS-symptomen nagebootst die ouders kunnen ervaren vanuit het perspectief van een kind.” In het onderzoek wordt uitgegaan van een interpersoonlijk trauma, dus waarin een ander persoon een rol speelt en waarbij die persoon de trigger voor de klachten vormt. Carlijn schetst wat de ouders te zien krijgen. “In de eerste scène die we hebben uitgewerkt, zit de persoon die de VR-bril op heeft achter in een klas. Als een onbekende man de klas komt binnenlopen en iets overlegt met de juf die voor de klas staat, zorgt dat voor een trigger bij de hoofdpersoon die een traumatische ervaring heeft opgedaan met een dergelijk persoon. We simuleren daarbij de stressreactie die dat oproept. Dat begint bij een harde, hoge hartslag die je hoort. Concentratieverlies bootsen we na door het beeld en geluid te beperken tot die ene man. De omgeving wordt donker, waardoor je geen aandacht meer hebt voor de juf of andere leerlingen.” Na het zien van de scène gaat de ouder in gesprek met de therapeut. “Daar zit een belangrijke succesfactor van het gebruik van de VR-bril. De behandelaar kan context schetsen en uitleggen waarom deze situatie stressvol is voor het kind. Normaal gesproken ervaren kinderen het niet als bedreigend als er een onbekende de klas in komt lopen, maar voor een kind met PTSS kan het heel bedreigend overkomen en een stressreactie oproepen. De behandelaar kan ook uitleggen hoe de stressreactie van het kind – dus wat de ouder net gezien heeft – resulteert in het gedrag van het kind, zoals dagdromen en concentratieverlies.”

Meer begrip

Carlijn verwacht dat ouders sensitiever zijn in de omgang met hun kind, nadat zij zelf hebben ervaren hoe hun kind zich voelt. “Als je na tien minuten totaal vermoeid bent door de stressvolle ervaring in de VR-omgeving, kun je je beter voorstellen waarom je kind vaak moe of prikkelbaar is of moeite heeft om zich te concentreren. Met die kennis kunnen ouders – maar ook leerkrachten – beter op de behoeften van het kind anticiperen, bijvoorbeeld door meer rust in het leven van het kind in te bouwen en door een aangepast rooster te hanteren.” Ook kan de ervaring zorgen voor meer compassie voor het kind en begripvollere reacties, waardoor het kind het gevoel heeft dat zijn probleem erkend wordt en dat hij geaccepteerd wordt. Carlijn: “Wie nooit PTSS-klachten heeft ervaren, kan tegen een angstig kind onbedoeld iets zeggen als: ‘Waarom reageer je zo gestrest? Deze man doet helemaal niks’. Terwijl als je zou weten wat iemand met PTSS ervaart, je begrijpt dat een voor jou neutrale situatie toch stress op kan leveren voor een kind.” VR gaat psycho-educatie niet vervangen, zegt Carlijn. “Psycho-educatie blijft belangrijk voor het verstrekken van informatie over de behandeling en over het belang van het wegnemen van stigma, bijvoorbeeld. Ik zie VR als aanvulling. Bij een sessie van 45 minuten, zou je de eerste 20 minuten aan VR kunnen besteden en de rest aan traditionele psycho-educatie. Ook zal er wat ruimte zijn om de VR-simulatie te koppelen aan de specifieke situatie van het kind, zodat daar duiding aan wordt gegeven.”

Software delen

Waar Carlijn een paar jaar geleden nog zelf aan het filmen was om de gesprekstechnieken voor haar studenten tot leven te wekken, heeft ze nu een collega die al haar wensen op het gebied van VR waarmaakt. Maarten Struijk Wilbrink is als VR-programmeur in dienst bij de Universiteit Leiden en hij kan, in nauwe samenwerking met Carlijn, software bouwen die precies aansluit bij het doel van de studie. “Veel onderzoekers besteden de softwareontwikkeling uit aan bedrijven die daarin gespecialiseerd zijn. Dat heeft als voordeel dat je een heel team tot je beschikking hebt. De kennis en ervaring zie je terug in de simulaties; die zien er gelikt uit.” Toch koos de Universiteit Leiden ervoor om een programmeur in dienst te nemen omdat het nadeel van uitbesteden van de softwareontwikkeling is dat de ontwikkelaar eigenaar blijft. “Dat betekent dat wij de software niet kunnen hergebruiken en altijd ‘vastzitten’ aan zo’n bedrijf. Terwijl je in de ideale situatie software met elkaar gaat uitwisselen, zodat andere onderzoekers er vervolg aan kunnen geven en verder kunnen optimaliseren.”

Het ethische aspect

De software voor het PTSS-project is momenteel in ontwikkeling. Maarten – hij heeft zelf ook een achtergrond in de psychologie – werkte al ruim tweehonderd uur aan de eerder omschreven klasscène en een vervolgscène. Het testen gebeurt vooralsnog op collega’s. Carlijn: “Zij zijn enthousiast en geven aan de ervaring te herkennen van de verhalen van cliënten of mensen uit hun eigen omgeving. Om de situaties zo realistisch mogelijk te maken, spreken we veel met behandelaren en met jongeren met PTSS. We zijn er alert op dat de simulaties niet te intens zijn en testen daar continu mee. Als bijvoorbeeld blijkt dat alleen al het horen van een hoge hartslag voldoende effect heeft, gaan we de persoon die voor de trigger zorgt niet ook nog eens onnodig eng maken.” Als de software grotendeels staat, kan getest worden op naasten van kinderen met PTSS, zoals een ouder of leerkracht. “We zijn voorzichtig en willen het effect niet onderschatten. Het kan immers best naar zijn om de negatieve ervaringen van een naaste aan den lijve te ondervinden. Daarom starten we met een single-case experimental design, bestaande uit zo’n tien personen. Als dat goed gaat, willen we het uitbouwen naar een grootschalig onderzoek met een VR-groep en een controlegroep. Mogelijk kunnen we bij bewezen effectiviteit ook andere modules toevoegen aan de VR-omgeving. Dan kunnen we kijken naar modules die aansluiten op andere traumatische ervaringen, zoals een verkeersongeluk of medische behandeling.”

Misschien ook interessant voor jou