N=1 – Tijd goed benut

Terugblik op de eigen bekwaamheidsproef

door VGCt
8 minuten leestijd

Wie de opleiding tot cgt’er volgt, bewijst zijn of haar bekwaamheid onder meer met een N=1. In deze rubriek blikt een cgt’er terug op de eigen bekwaamheidsproef.

Wypkjen de Snoo-Glas

Functie:
Gz-psycholoog

Werk:
Wypkjen rondde in 2012 de opleiding tot basispsycholoog af en werkt sinds 2013 bij Eleos. In 2014 startte ze de CGT-opleiding. Sinds 2020 is ze gz-psycholoog.

Michelle is 31 jaar en komt bij Wypkjen de Snoo-Glas met angst-, dwang-, en persoonlijkheidsklachten. Ze hee last van de overtuiging dat er een ramp gebeurt waarbij iemand door haar nalatigheid overlijdt, en probeert dit te voorkomen door het dwangmatig controleren van gasfornuis, stopcontacten, elektrische apparaten en deuren. Daarnaast hee ze angst voor conflicten, angst om fouten te maken en angst om afgewezen en verlaten te worden. Michelle geeft aan het meeste last te hebben van haar OCD, dus daar start Wypkjen de behandeling mee. Ze verwacht dat daarmee ook de onderliggende angsten verminderen.

Wypkjen heeft vanaf het begin veel aandacht voor de therapeutische relatie. Michelle is drie jaar in behandeling geweest bij een gz-psycholoog en psychotherapeut. Achteraf geeft Michelle aan dat ze geen klik had met de behandelaar. Wypkjen vraagt daarom in vragenlijsten en tijdens de sessies hoe Michelle de behandeling vindt gaan, en probeert sensitief te zijn op aanpassing en het opspelen van haar genoemde angsten. Wypkjen merkt ook dat Michelle geneigd is snel mee te gaan in de voorstellen – zoals voor huiswerk – die Wypkjen doet. Om die reden legt ze de regie bij Michelle en laat ze haar zelf steeds kiezen wat voor huiswerkopdracht ze wil doen.

De kracht van kort

Bij Eleos wordt gewerkt volgens het principe ‘De Kracht van Kort’. Daarbij wordt gewerkt met een helder kader en wordt aan het begin van een behandeling al met de cliënt afgestemd hoeveel sessies nodig zijn. Het idee is dat als de tijd voor een behandeling begrensd is, de cliënt die tijd beter benut. Ze spreken af dat de behandeling twaalf sessies duurt. Michelle heeft , naast het verminderen van de dwang, ook als doel dat ze minder bevestiging vraagt bij anderen. Wypkjen spreekt met Michelle af dat dit wordt aangepakt zodra de dwang is verminderd.

Ultieme angst

In de eerste drie sessies maakt Wypkjen een holistische theorie en brengt ze de voorgeschiedenis in kaart. Het belangrijkste element hierin is dat Michelle op jonge leeftijd de moederrol in het gezin van herkomst op zich nam, vanwege hersenletsel van de moeder. Ook had Michelle te maken met emotionele verwaarlozing en (dreiging van) fysiek geweld. Door een tijdlijn te maken, ontdekt Wypkjen dat de dwangklachten verminderden op momenten dat Michelle meer emotionele steun kreeg. Zo kreeg Michelle minder last toen ze op haar zeventiende bij haar oom en tante ging wonen en op het moment dat het – na diens alcoholverslaving – beter ging met haar man. Het belang van emotionele steun blijkt ook in de vierde sessie. Tijdens deze sessie is Michelles man aanwezig. Als Wypkjen doorvraagt naar de ultieme angst van Michelle, komt naar voren dat ze bang is dat iemand overlijdt door haar nalatigheid en haar man haar daarop verlaat. Wypkjen toetst dit bij Michelles man; hij geeft echter aan dat zo’n ongeluk voor hem geen reden zou zijn om haar te verlaten. Dit raakt Michelle; ze is zichtbaar opgelucht.

ERP

Diezelfde sessie start Michelle met exposure en responspreventie. Zelf had ze al pogingen gedaan om haar dwanghandelingen te onderdrukken, maar zonder resultaat. De duidelijkheid van de afspraken omtrent de exposureoefeningen helpt Michelle en tot haar eigen verbazing kan ze de opdrachten succesvol volbrengen. Dat blijkt ook als in de zesde sessie een tussenmeting wordt gedaan; de dwangklachten zijn flink verminderd ten opzichte van de beginmeting.

Relatietherapie

Rond sessie acht schat Wypkjen in dat de behandeling na twaalf sessies inderdaad afgerond kan worden. De dwang is aanzienlijk verminderd, de persoonlijkheidsproblematiek – gemeten op de schemavragenlijsten – is ook verminderd en er zijn dan ook geen aanwijzingen voor een persoonlijkheidsstoornis waar verdere behandeling voor nodig is. Wypkjen bereidt Michelle voor, houdt daarbij rekening met de verlatingsangst en vraagt haar om die reden hoe ze zich voelt bij het afronden van de behandeling. Michelle kan zich vinden in het besluit, maar geeft ook aan dat ze de verlatingsangst nog verder zou willen verminderen. Omdat Wypkjen gemerkt heeft dat deze angst vooral speelt in de relatie met haar man, adviseert ze om dit thema in relatietherapie buiten de ggz-setting aan te pakken. Michelle en haar man volgen het advies op.

Terugblik

Wypkjen: “Van deze behandeling heb ik geleerd dat het goed mogelijk is om iemand met een complexe dynamiek in de persoonlijkheid en belaste voorgeschiedenis toch succesvol klachtgericht te behandelen. Daarnaast laat mijn N=1 zien dat behandeling van de OCD kan bijdragen aan het verminderen van cluster-C-persoonlijkheidsproblematiek, zoals ook blijkt uit onderzoek1. Michelle heeft nu een realistischer beeld van – bijvoorbeeld – de kans dat er door haar nalatigheid een brand ontstaat waarbij iemand overlijdt. En van de kans dat haar man haar daarom verlaat. Haar angsten zijn niet allemaal weg, maar wel afgenomen; haar doelen bij aanvang van de behandeling zijn bereikt. Vooraf had ik mijn twijfels of het verminderen van de persoonlijkheidsproblematiek zou lukken binnen twaalf sessies. Ik dacht dat ik bijvoorbeeld nog schematherapie moest inzetten, na de ERP. Maar mijn N=1 laat zien dat dit niet altijd nodig is. Door te kiezen voor afbakening had ik minder tijd nodig dan ik had verwacht. In de huidige tijd waarin we te maken hebben met lange wachtlijsten in de ggz, vind ik het belangrijk om onze tijd zo goed mogelijk te besteden en dergelijke afwegingen te maken.” Een verbeterpunt voor zichzelf ziet ze in het verwachtingsmanagement bij aanvang van de behandeling. Wypkjen: “Ik had meer stil kunnen staan bij de randvoorwaarden van het doel om minder bevestiging te vragen. Michelle was ontzettend perfectionistisch, waardoor ze op een bepaald moment het gevoel had dat ze in een werksituatie gefaald had terwijl dat niet echt terecht was. Het had geholpen als ik bij een van de eerste sessies al had aangegeven dat ze een zekere mate van onzekerheid van zichzelf ook mag accepteren.”

Bron

  1. Bear, L.J, & Jenike, M.A. (1992). Personality disorders in obsessive compulsive disorder. Psychiatric Clinics of North America, 15, 803-812.

Misschien ook interessant voor jou