Betrekken van naasten bij traumabehandeling

"Het gebeurt nog te weinig"

door VGCt
9 minuten leestijd

Het klinkt zo logisch om naasten te betrekken bij traumabehandeling. Toch is het volgens onderzoeker Eline Meuleman en bijzonder hoogleraar Elisa van Ee absoluut niet de norm. “De ontwikkeling richting evidence based behandelen is ontzettend belangrijk geweest voor goede traumazorg, maar het heeft ook bijgedragen aan het idee dat problematiek individueel behandeld moet worden. Dat moet veranderen.” Met de resultaten van hun literatuuronderzoek hopen ze daartoe een aanzet te geven.

Natuurlijk spreken we naasten regelmatig voor een intake van een patiënt en misschien ook wel in de situatie dat we psycho-educatie geven. Wellicht zien we naasten zelfs wanneer de traumaklachten ervoor hebben gezorgd dat er partnerrelatieproblemen of gezinsproblematiek is ontstaan. So far so good, hoewel Elisa ook daar ruimte ziet voor verbetering. “Het gebeurt te weinig, maar het gebeurt in elk geval. Maar naasten echt betrekken als ondersteuning voor je traumabehandeling? Dat doen we volgens mij nog bitter weinig.”

Individu centraal

Waarom is dat zo? Patiënten leven immers niet in een vacuüm. Het blijft gissen naar de reden, maar volgens Elisa zouden recente ontwikkelingen in het traumaveld daar wel eens medeverantwoordelijk voor kunnen zijn. “De laatste dertig jaar hebben we een enorme slag gemaakt in evidence based behandelen. Een belangrijke ontwikkeling met mooie resultaten. Maar het DSMdenken met de daaraan gekoppelde geprotocolleerde behandelingen voor een posttraumatische stressstoornis heeft ook bijgedragen aan een visie die de symptomen van mensen heel erg in het individu plaatst. De persoon heeft last van traumaklachten en daar zetten we behandeling op in.”

Ter illustratie noemt Elisa de recente ontwikkelingen rondom intensieve traumabehandeling, waarbij patiënten vaak voor een korte periode worden opgenomen. “Feitelijk haal je een patiënt uit zijn systeem en ga je herprogrammeren. De resultaten zijn fantastisch, maar we zouden ons meer bewust moeten zijn van het feit dat we een veranderd persoon terugplanten in het oude systeem. In de meeste gevallen gaat dat gelukkig goed, maar we moeten het ook begrijpen wanneer dat niet goed gaat.”

Gebrek aan kennis over het werkingsmechanisme zou ook kunnen verklaren waarom we naasten buiten de behandeldeur houden. We weten namelijk niet precies hoe het betrekken van naasten een positieve invloed uitoefent. Volgens de hoogleraar zijn daar echter wel een aantal duidelijke hypothesen over. Zo hebben naasten vaak onbedoeld een patroon ontwikkeld rondom de traumaklachten. “Neem een partner die de patiënt naar de therapie brengt, omdat die het lastig vindt om met het OV te reizen. Of kinderen die te horen krijgen dat ze hun vader even met rust moeten laten omdat die zo overprikkeld is. Het systeem is feitelijk onderdeel geworden van de traumaklachten.”

Actief betrekken

Het is een interessante paradox, aldus Elisa. “We weten dat de omgeving een rol speelt in zowel de ontwikkeling van traumaklachten als in het herstel ervan en zijn in onze behandelingen sterk gericht op evidence based care. Dan zou je toch mogen verwachten dat we naasten actief betrekken?” De realiteit blijkt echter weerbarstig.

Om die reden doken Elisa en Eline de literatuur in, op zoek naar onderzoek gericht op de vraag of het betrekken van naasten in traumabehandeling effectief is. Ze maakten daarvoor een onderverdeling naar de mate van betrokkenheid. Eline: “Bij passieve betrokkenheid heeft de naaste meer een ondersteunende rol in het therapeutische proces. Een naaste krijgt dan geen therapiesessies met de patiënt, maar wordt geïnformeerd over de voortgang van de behandeling of er vinden psycho-educatiesessies plaats.” Dat is anders bij actieve betrokkenheid, waarbij beide personen actief deelnemen aan de sessies. “Bijvoorbeeld een interventie gericht op het samen leren hoe ze hun stressniveau kunnen verlagen.”

Het meest opvallende resultaat van het onderzoek is volgens Eline dat er maar weinig interventies zijn die naasten bij traumabehandeling betrekken. In totaal vonden ze acht interventies, waarbij in drie interventies de naaste passief betrokken was en in vijf interventies actief. De interventies lieten overall positieve resultaten zien, met afnames in PTSS-klachten, depressieve symptomen en stress. Bijkomend vonden Eline en Elisa betere behandeluitkomsten wanneer naasten actief werden betrokken bij de behandeling. Die uitkomst moet evenwel worden voorzien van een kanttekening, aldus Eline. “Vaak hebben de interventies met een passieve component minder sessies. Dat kan ook een reden zijn dat passieve betrokkenheid minder effectief is.” Maar passief kun je maar zoveel doen, aldus Elisa. Uiteindelijk gaat het om de interactie die ontstaan is tussen cliënt en zijn of haar omgeving.

Veel van de geïncludeerde onderzoeken lijken bovendien al wat ouder. Elisa: “Systeemtherapie is moeilijk te onderzoeken, omdat je met meerdere mensen en processen te maken hebt. Waarschijnlijk is dat de reden dat er nog maar weinig onderzoek is gedaan.”

Goed of beter?

Het literatuuronderzoek maakt meteen ook inzichtelijk wat we niet weten, namelijk of het betrekken van naasten ook tot betere resultaten leidt in vergelijking met individuele behandeling. Dat moet dus nog worden onderzocht. Elisa vermoedt echter dat dat wel het geval is. “Neem bijvoorbeeld die cliënt wiens partner haar naar de therapie brengt. Je kunt die cliënt natuurlijk de opdracht geven om de vermijding te doorbreken, maar je hebt ze allebei nodig om dat patroon te doorbreken. Die partner moet mee in de verandering.”

De hoogleraar merkt daarnaast dat het betrekken van naasten ook kan helpen de instandhoudende factoren beter in beeld te krijgen. “Soms kan een partner iets vertellen waar een cliënt zich niet bewust van is.”

Voorwaarden

Zijn er ook situaties denkbaar waarin je naasten niet zou willen betrekken bij de behandeling? Niet direct, hoewel er volgens Elisa wel degelijk voorwaarden verbonden zijn aan het betrekken van naasten. Iemand is idealiter responsief en positief. Toch wil de hoogleraar er voor pleiten om naasten ook te betrekken wanneer de naaste minder positief is. “Hoe je het wendt of keert, je cliënt gaat toch naar huis en krijgt daar opmerkingen te horen. Dus misschien is dat juist wel een reden om iemand in de kamer te willen hebben en daarover door te praten.” Wel is het volgens haar essentieel dat de naaste in zijn eigen window of tolerance kan blijven, omdat je wilt voorkomen dat eigen trauma’s geactiveerd worden en invloed gaan hebben op de behandeling. In zulke gevallen kan het verstandig zijn de naaste eerst zelf te behandelen.

Advies

Het zal dan niet als een verrassing komen dat zowel Elisa als Eline het advies geven ‘gewoon’ te starten met het betrekken van naasten in de behandeling. Elisa: “Ik merk vaak dat therapeuten een drempel ervaren, omdat ze er niet zoveel ervaring mee hebben. Die ervaring moeten we gaan opbouwen en verder onderzoeken.” Volgens de hoogleraar hoeven we het ook niet groter te maken dan nodig. Een naaste een paar keer door het proces heen uitnodigen, zou een mooie eerste stap zijn. Tijdens die sessies kun je het gesprek aangaan over de klachten, de rol van het systeem en hoe een naaste denkt te kunnen bijdragen aan de behandeling. Hebben cliënten meer nodig, kun je dat altijd verder uitbreiden. Mocht het complex zijn, dan is het volgens Elisa ook een optie om een collega-systeemtherapeut uit te nodigen. “Als die beschikbaar is natuurlijk, want dat is niet overal zo. Samenwerking kan tips opleveren. En realiseer je: als het ingewikkeld is, zijn er waarschijnlijk juist veel redenen om naasten te betrekken.”

Over de onderzoekers

Elisa van Ee is bijzonder hoogleraar Developmental psychotraumatology aan de Radboud Universiteit. Haar leerstoel gaat over de rol van naasten in de ontwikkeling en het herstel van traumaklachten. Daarnaast werkt ze als klinisch psycholoog en psychotraumatherapeut aan het psychotraumacentrum Zuid-Nederland en is ze hoofdopleider bij het SPON.

Eline Meuleman is als junior-onderzoeker verbonden aan de Radboud Universiteit en aan het psychotraumacentrum Zuid-Nederland. Ze doet momenteel de onderzoeksmaster Behavioural Science.

“NAASTEN BETREKKEN GEBEURT NOG BITTER WEINIG”

Misschien ook interessant voor jou