Psychotherapie voor persoonlijkheidsproblematiek werkt ook bij ouderen: een RCT naar groepsschematherapie met psychomotore therapie bij zestigplussers

Onderzoek naar groepsschematherapie met psychomotore therapie bij zestigplussers

door Jojanneke Bastiaansen
6 minuten leestijd

Verschillende vormen van psychotherapie zijn effectief in het verminderen van psychologische distress bij persoonlijkheidsproblematiek. Hoewel persoonlijkheidsstoornissen ook vaak voorkomen bij ouderen, hebben RCT-studies naar psychotherapie voor persoonlijkheidsstoornissen zestigplussers systematisch uitgesloten. Daardoor is de werkzaamheid van psychotherapie bij deze doelgroep onbekend. Een RCT van Nederlandse bodem, gepubliceerd in The Lancet Healthy Longevity, brengt hier nu verandering in.

Centraal in de RCT staat groepsschematherapie, een integratieve psychotherapie die zich richt op lang bestaande persoonlijkheidspathologie. Voor de meeste typen persoonlijkheidsstoornissen heeft schematherapie bij volwassenen goede effectiviteit laten zien. Bovendien zijn er aanwijzingen dat deze behandelvorm ook bij ouderen haalbaar en effectief is. Omdat cognitieve technieken met de leeftijd minder effectief kunnen worden, verrijkten de onderzoekers een bestaand protocol (kortdurende schematherapie van Broersen en Vreeswijk) waarin CGT-technieken centraal staan met meer experiëntiële technieken. Daarnaast voegden ze psychomotore therapie (PMT) toe om de psychotherapeutische technieken nog meer te vertalen naar oefeningen gericht op beweging en lichaamsbeleving. De onderzoeksvraag zelf was eenvoudig: is deze combinatie van groepsschematherapie en PMT effectief bij ouderen met persoonlijkheidsproblematiek?

Met vereende krachten

De onderzoeksvraag beantwoorden vergde grote inspanning van acht Nederlandse poliklinieken voor geriatrische psychiatrie (UMCG, Lentis, GGZ Friesland, GGZ Drenthe, GGZ Rivierduinen, MoleMann Mental Health, Stichting Dimence, en Mediant). Gezamenlijk slaagden ze er in om 145 zestigplussers met een cluster B- of C-persoonlijkheidsstoornis te werven voor het onderzoek. In de analyse werden uiteindelijk alleen de 102 patiënten (61% vrouw, gemiddeld 69 jaar oud) meegenomen die hun behandeling hadden afgerond vóórdat de coronapandemie groepstherapie verstoorde (en daarmee de effectiviteit van de interventie aantoonbaar ondermijnde). Zo’n twee derde van de groep had een volledige persoonlijkheidsstoornis – meestal een ontwijkende, obsessieve-compulsieve of borderline persoonlijkheidsstoornis. Een derde had één of meer subthreshold persoonlijkheidsstoornissen (subthreshold betekent dat ze aan één criterium te weinig voldeden voor een volledige diagnose).

Deelnemers die aan de behandelgroep werden toegewezen kregen eerst twee individuele sessies waarin een persoonlijk behandelplan werd gemaakt op basis van hun dominante schema’s. Daarna kregen ze achttien weken lang wekelijks een twee uur durende groepssessie schematherapie, gevolgd door een uur PMT. Deelnemers in de controlegroep ontvingen uitsluitend de gebruikelijke zorg. Hoe dat eruitzag werd overgelaten aan het behandelteam. In de meeste gevallen was er in ieder geval sprake van psychoactieve medicatie en contacten met een psycholoog of psychotherapeut (maar geen groepsschematherapie). 

De studie had een open-label protocol:  zowel de patiënten als behandelaren wisten wie de actieve behandeling kreeg en wie niet. Aan de onderzoekers en interviewers werd dit pas bekendgemaakt aan het eind van de follow-up (na een jaar). De belangrijkste uitkomstmaat was psychologische distress, meermaals gemeten door een zelfrapportage vragenlijst (BSI-53). Daarnaast werden mentaal welzijn, levensvoldoening, en persoonlijkheidsproblemen uitgevraagd.

Sneller opknappen

Het antwoord op de onderzoeksvraag luidt ‘ja’: psychologische distress is na de behandeling van zes maanden significant lager (vergeleken met de controlegroep die alleen gebruikelijke zorg ontving). Dat effect blijft voor de behandelgroep stabiel tijdens de hele follow-up periode. De controlegroep knapt juist langzaam verder op, waardoor het verschil tussen de groepen na zes maanden follow-up niet meer significant is. Het lijkt er dus op dat groepsschematherapie met PMT bij ouderen resulteert in een snellere verbetering van psychologische distress. De grootte van het effect is volgens de onderzoekers vergelijkbaar met de werking van een vergelijkbaar groepsprotocol bij jongere volwassenen.

Een opmerkelijke bijvangst is dat de interventie geen robuuste veranderingen in persoonlijkheidsfunctioneren teweegbracht. Dat resultaat staat haaks op de grootste RCT naar groepsschematherapie tot dusver, die juist een groter effect van de behandeling vond op persoonlijkheidsfunctioneren dan op psychopathologie. De onderzoekers denken niet dat dit verklaard wordt door de leeftijd van de deelnemers, maar door methodologische verschillen tussen de studies: in de eerdere RCT was de behandeling veel intensiever (twee sessies per week met aanvullende individuele sessies) en van langere duur (twee jaar lang) en werden verschillen met de gebruikelijke zorg pas zichtbaar na anderhalf jaar. Dit roept de vervolgvraag op of een langere en/of intensievere behandeling nodig is om ook verbeteringen in persoonlijkheidsfunctioneren te bewerkstelligen.

Door de blik van

Arjan Videler, psychotherapeut en coördinator topklinische zorg bij GGz Breburg, werkt met en doet onderzoek naar ouderen met persoonlijkheidsstoornissen. Volgens hem is deze Nederlandse studie baanbrekend: “We weten sinds een decennium dat schematherapie goed toepasbaar is voor ouderen door eerdere studies naar groepsschematherapie die ik zelf heb verricht. Kleinere multiple baselinestudies, waarin cliënten met zichzelf vergeleken werden, gaven ook al aanwijzingen dat individuele schematherapie effectief is voor ouderen met een cluster C- en ouderen met een borderline persoonlijkheidsstoornis. Maar dit is de eerste RCT naar groepsschematherapie. Belangrijk is ook dat deze aanpak van korte groepsschematherapie en PMT kosteneffectiever bleek dan reguliere zorg.”

Arjan vervolgt: “Het is dus hoog tijd dat schematherapie breed toegankelijk wordt gemaakt voor ouderen met persoonlijkheidsstoornissen. Nog te vaak leeft het idee dat een persoonlijkheidsstoornis niet veranderbaar is bij ouderen. Velen stellen de diagnose daarom niet eens op latere leeftijd. Ik zou professionals in het veld op willen roepen om actief persoonlijkheidsstoornissen te gaan herkennen en ouderen te motiveren om schematherapie aan te gaan. In deze studie waren de deelnemers nog relatief jong, maar ook oudere ouderen en zelfs ouderen in het verpleeghuis kunnen baat hebben bij schematherapie, zo merk ik in de praktijk.”

Meer informatie

De VGCt heeft een nieuwe sectie Ouderen waarvan Arjan Videler één van de bestuursleden is. Je kunt je via Mijn VGCt aanmelden voor hun nieuwsbrief. Zo word je een paar keer per jaar op de hoogte gehouden van ontwikkelingen binnen de sectie en van workshops, congressen en opleidingsactiviteiten rondom het thema ouderen.

Referentie

Veenstra-Spruit, M. S., Bouman, R., Van Dijk, S. D., Van Asselt, A. D., Van Alphen, S. P., Veenstra, D. H., De Ruiter, M., Troost, S. E., Lammers, M. W., Vulker, F., Smeets-Janssen, M. M., Van Den Brink, R. H., & Voshaar, R. C. O. (2024). Group schema therapy combined with psychomotor therapy for older adults with a personality disorder: An open-label, multicentre, randomised controlled trial. The Lancet Healthy Longevity, 5(4), e245-e254. https://doi.org/10.1016/S2666-7568(24)00001-1  

Misschien ook interessant voor jou