N=1 – Zelfregie bevorderen

Terugblik op de eigen bekwaamheidsproef

door VGCt
7 minuten leestijd

Wie de opleiding tot cgt’er volgt, bewijst zijn of haar bekwaamheid onder meer met een N=1. In deze rubriek blikt een cgt’er terug op de eigen bekwaamheidsproef.

Marcel Ton

Functie:
Poh-ggz

Werk:
Marcel werkt als Praktijkondersteuner Huisarts Geestelijke Gezondheidszorg (poh-ggz) bij Huisartsenpraktijk Smidsplein. Hier heeft hij ook zijn N=1 uitgevoerd.

Peter ± twintig jaar en tweedejaars student aan de hbo-opleiding Maatschappelijk Werk ± kampt al geruime tijd met een combinatie van depressieve klachten en socialeangstklachten. Op de middelbare school had hij faalangst en momenteel ervaart hij spanning in veel sociale situaties. Zijn negatieve gedachten gaan gepaard met irreële schuldgevoelens en concentratieproblemen. Studeren lukt amper. Een studentenpsycholoog verwijst Peter naar poh-ggz Marcel Ton. Peters hulpvraag gaat over het meer grip krijgen op het voortdurend rumineren en de voortdurende negatieve zelfevaluatie.

Marcel kiest voor een behandeling volgens de ‘Protocollaire behandeling van patiënten met een depressieve stoornis’ (Keijsers et al., 2011). Na enkele gesprekken valt het Marcel op dat Peter weinig doet met de meegegeven informatie over de behandeling en het bijbehorende huiswerk. Ook neemt hij weinig initiatief. Wanneer hem gevraagd wordt wat uit de sessie helpend is geweest, of welke opdrachten hij voor zichzelf kan formuleren als voorbereiding op de volgende sessie, heeft Peter geen antwoord. Het is duidelijk dat Peter last heeft van zijn klachten, maar zichzelf onvoldoende ziet als deel van het probleem. Waarschijnlijk ziet hij zichzelf ook onvoldoende als deel van de oplossing. Peter verwacht dat Marcel het initiatief neemt en zijn probleem oplost. Marcel krijgt daardoor het gevoel dat hij zich meer inzet voor de therapie dan Peter zelf.

Actiever

Marcel kiest ervoor om de CGT-behandeling duidelijker in een oplossingsgericht kader te plaatsen. Zo werkt Marcel met schaalvragen; hoe tevreden is Peter met de hoeveelheid plezierige activiteiten die hij doet? Als hij met een zes antwoordt, is de volgende vraag van Marcel: stel dat het een zeven zou zijn, waaraan zou je dat herkennen? Zo gaan ze samen op zoek naar oplossingen. Verder bespreken ze welke technieken voor Peter werken. De technieken die niet werken, kunnen overboord. Op deze manier maakt Marcel Peter verantwoordelijker voor zijn behandeling, waardoor Peter ook actiever aan de sessies deelneemt.

Leefregels toetsen

Een van de technieken die ‘overboord’ gaan, is het geïndiceerde Rumineeruitstelexperiment; een soort piekerkwartier, maar dan voor rumineren. Peter heeft de indruk dat hij minder rumineert en de lage score op het Rumineerregistratieformulier bevestigt zijn vermoeden. Liever focussen ze op Peters denkfouten; ze verwachten dat daar meer winst te behalen is. Zo leeft Peter volgens de overtuiging: ‘alleen als je al je kennis en vaardigheden top voor elkaar hebt en toepast, ben je een goede maatschappelijk werker’. In een van de sessies wordt gezamenlijk besloten dat Peter de leefregel voorlegt aan een aantal collega’s op zijn stageadres. Het blijkt een omslag in de therapie, want waar Peter verwacht te worden afgewezen, reageren zijn collega’s verrassend open. De ondervraagden leggen hem uit dat je niet alles kunt weten en kunnen en dat je niet iedereen tevreden kunt stellen. Bovendien geeft een van zijn collega’s aan ook te worstelen met overkritische zelfbeoordelingen en daarmee samenhangende depressiviteit. Het laat Peter inzien dat hij niet de enige is en het levert hem nieuwe, helpende ideeën op. Hij noemt ook dat de vanzelfsprekendheid en de geloofwaardigheid van de ‘oude’ leefregel minder zijn geworden.

Meer grip

De behandeling vordert en Peter maakt flinke stappen. In de twaalfde – en laatste – sessie is aandacht voor terugvalpreventie en Marcel vraagt hoe Peter de behandeling heeft ervaren. Die legt uit dat hij opzag tegen de afronding, maar dat hij nu meer vertrouwen heeft en denkt dat het gaat lukken om zijn negatieve gedachten zelf de baas te zijn.

Terugblik Marcel Ton

Marcel geeft in zijn kritische reflectie aan dat het gedragstherapeutisch proces de zelfregie van Peter heeft bevorderd. Het zorgvuldig – maar wel vlot – toepassen van de verschillende fases heeft zowel Marcel als Peter geholpen om de ingebrachte klachten en problemen om te zetten in therapeutische oefeningen om de klachten te verminderen. Peter verwoordde dit tijdens de evaluatie zelf als volgt: “Wat mij geholpen heeft in de behandeling is het samen op papier kijken naar hoe mijn probleem eruitziet en wat ik eraan kan doen. Dat heeft het tastbaar gemaakt en ook praktisch.” Marcel geeft aan dat hij meer stil had kunnen staan bij het feit dat Peter zich regelmatig in het bezoeker- en klagerstadium bevond. In het bezoekersstadium erkent een patiënt niet dat hij een probleem heeft ; in het klagerstadium wordt het probleem wel erkend, maar ziet hij zichzelf niet als oplossing daarvan. Marcel: “Ik heb wellicht te veel in mijn winkel gestaan met uitleg over welke kleding er allemaal hing. Het was wellicht beter geweest als ik sámen met hem op zoek was gegaan naar een kledingstuk dat goed bij hem past. De volgende keer zal ik in dit eerste stadium van de behandeling niet veel meer doen dan de worstelingen van de patiënt erkennen en de stap naar de hulpverlening onderschrijven. Vervolgens zou ik me beperken tot het samen analyseren van het probleem en het observeren van de klachten. De nadruk mag dan liggen op het nieuwsgierig samen op zoek gaan naar meer informatie. Pas wanneer het relatietype zich verplaatst naar dat van ‘klant’ (de patiënt is dus bereid iets aan het probleem te doen) is het tijd om te kijken naar wát een patiënt dan anders zou kunnen gaan doen. Vermoedelijk sloot ik aan het begin van de behandeling dus niet voldoende aan op de motivatiefase van Peter.”

Misschien ook interessant voor jou