Behandeling van patiënten met een laag IQ in de GGZ is een gemakkelijk leesbaar boek voor iedereen die in de GGZ werkt. Juist de aandacht voor de gestapelde problematiek van cognitieve beperkingen en psychische klachten, zorgt voor een betere bewustwording van de mogelijkheden. “Niet wat je aanbiedt, maar hoe je dit doet is van belang.”
Aanpassingen in de communicatie
Na een inleiding over cliënten met zwakbegaafdheid worden pragmatische thema’s per hoofdstuk aangeboden. Zo wordt er als eerste aandacht besteed aan de herkenning van cliënten met zwakbegaafdheid. Wat mij betreft een actueel onderwerp, aangezien het bij de verwijzing nogal eens gemist wordt. Daarna belichten de auteurs hoe je de communicatie in een behandeling kan afstemmen op het niveau van de cliënt. Met praktische tips geven ze ook aan hoe je schriftelijke communicatie kan aanpassen. Er wordt namelijk vanuit gegaan dat je de cliënt bij het herkennen van zwakbegaafdheid niet direct doorverwijst, maar doorgaans zelf kunt behandelen.
Aandachtspunten voor diagnostiek
Vervolgens wordt de uitvoer van de diagnostiek bij deze groep cliënten toegelicht. Van klachteninventarisatie, psychiatrisch onderzoek met hulp van casus ‘Peter’ tot het adviesgesprek en -verslag, wordt er stilgestaan bij de aandachtspunten als het gaat om zwakbegaafdheid in de GGZ. Zo is er aandacht voor visualisatie, informatie van derden en een multidimensionele blik waarbij gebruik wordt gemaakt van het biopsychosociaal model. Regelmatig vergelijken de auteurs daarbij de aanpak met die van cliënten zonder zwakbegaafdheid.
Protocollen aanpassen
In de hoofdstukken gericht op behandeling wordt uitgewerkt hoe geprotocolleerde interventies kunnen worden gebruikt bij cliënten met een lager IQ. De auteurs lichten daarbij herkenbare (foutieve) aannames toe, zoals de onmogelijkheid van psychotherapie bij cliënten met zwakbegaafdheid, een langere duur van behandeling of een groter risico op tegenoverdracht.
Ook de indicatiestelling en gezamenlijke besluitvorming komen in het boek aan bod. De auteurs presenteren een heel aardig format voor een zorgovereenkomst waarin naast klachten en krachten ook ruimte is voor het beschrijven van behandeldoelen en interventies.
Als uitgangspunt gebruiken de auteurs de reguliere standaarden en richtlijnen. Uiteraard wordt daarbij opnieuw stilgestaan bij de nodige afstemming qua communicatie en bejegening. Er is dan ook voldoende aandacht voor de vertaling van onder andere psycho-educatie, CGT, EMDR, en schematherapie naar de doelgroep. Met behulp van de uitwerking van casuïstiek en concrete tips komt alles samen. Bonus daarbij is de aardige animatie om uit te leggen wat EMDR is.
Acuut
In een afzonderlijk hoofdstuk besteden de auteurs aandacht aan acute psychiatrie bij deze doelgroep. Van de signalen van crisis, diagnostiek tot suïcide wordt de lezer opnieuw van praktische informatie en checklijsten voorzien.
Verwijsroutes
Het boek besluit met aandachtspunten voor de organisatie van de zorg. De inleiding daarvan richt zich op de lastige toegang tot passende behandeling. Volgens de auteurs worden zwakbegaafde cliënten met een psychische stoornis idealiter binnen de GGZ behandeld. Op die wijze kost het geen extra wacht-of doorverwijzingstijd en kunnen ze in de regio terecht. Met behulp van het overzicht van verwijsroutes word je geholpen in de afweging van de complexiteit van de psychische stoornis, die van de zakbegaafdheid en de interferentie hiertussen, zodat cliënten meer op tijd de juiste zorg op de juiste plek kunnen ontvangen.
Kortom, een belangrijk boek vol praktische tips, checklijstjes en casuïstiek, dat ook voor de meer ervaren hulpverlener aan mensen met een lager IQ is een leuke aanvulling is.